Vertalingen anreden DE>NL
anreden
werkw.
1) zu jemandem sprechen und ein Gespräch mit ihm / ihr beginnen -
aanspreken Er wurde in der Straßenbahn von eine älteren Dame angeredet. - Hij werd op straat door een oudere dame aangesproken. |
2) jemanden mit einer bestimmten Anrede ansprechen -
aanspreken Er hat mich gleich mit Du angeredet. - Hij heeft mij meteen met jij aangesproken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
anreden (ww.) | aanroepen (ww.) ; iemand aanspreken (ww.) ; iemand adresseren (ww.) ; iemand toespreken (ww.) ; praaien (ww.) ; spreken tot iemand (ww.) |
das Anreden | het aanspreken ; het benaderen ; spreken tot (znw.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `anreden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anrufenDE: ansprechenDE: das Wort richten anDE: mit jemandem sprechenDE: sich wenden anDE: sprechen zu