1. MWB
  2. Vertalen
  3. alleinstehend (DE>NL)
Vertaal
Vertalingen alleinstehend DE>NL

I alleinstehend

bijv.naamw.
Uitspraak:  [aˈlainʃteːənt]

ohne Familie oder Partner - alleenstaand
eine alleinstehende Frau - een alleenstaande vrouw


II Alleinstehende

zelfst.naamw. (masculine-feminine)
Uitspraak:  [aˈlainʃteːəndə]
Verbuigingen:  Alleinstehenden , Alleinstehenden

deel van de uitdrukking: alleenstaand

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
alleinstehend afzonderlijk ; alleenstaand ; apart ; losstaand ; ongebonden ; op zich ; op zichzelf ; single ; vrijgezel ; vrijstaand
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `alleinstehend`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgesondert
DE: einmalig
DE: einzeln
DE: einzelstehend
DE: einzig
DE: freistehend
DE: gesondert
DE: getrennt
DE: separat
DE: vereinzelt