die Achsel

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈaksəl]
Verbuigingen:	Achsel , Achseln

1) Schulter - schouder , oksel

Soldaten tragen Rangabzeichen auf den Achseln. - Soldaten dragen de rangonderscheidingstekens op hun schouders.

die Achseln zucken / mit den Achseln zucken (=ratlos sein) - de schouders trekken / met de schouders trekken, radeloos zijn

2) Bereich zwischen Oberarm und Oberkörper - gebied tussen de bovenarm en bovenlichaam

Sie rasiert sich die Achseln. - Zij scheert haar oksels. Achselhöhle - okselholte

© K Dictionaries Ltd.

die Achsel	de oksel (m)
Achsel	axilla ; oksel ; okselholte

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Schlüsselbein
DE: Schulter
DE: Schulterblatt

DE: etwas auf die leichte Achsel nehmen NL: iets licht, gemakkelijk opvatten
DE: auf beiden Achseln tragen NL: van twee wallen eten
DE: einen über die Achsel ansehen NL: iemand met de nek aanzien