Vertalingen abstürzen DE>NL
abstürzen (ww.) | doen neerstorten (ww.) ; neerstorten (ww.) |
das Abstürzen | afstorten (znw.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `abstürzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: fallenDE: purzelnDE: stürzenDE: taumelnUitdrukkingen en gezegdes
DE: der Fels stürzt steil ab
NL: de rots gaat (bijna) loodrecht omlaag