der Abend

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈaːbənt]
Verbuigingen:	Abends , Abende

1) Tageszeit zwischen ca. 18 und 24 Uhr - avond

am Abend - 's avonds heute Abend - vanavond (am) Montagabend - (op) maandagavond ein schöner Sommerabend - een mooie zomeravond

zu Abend essen (=) - avondeten

Guten Abend! (=Gruß am Abend) - Goedenavond!

Heiliger Abend (=der 24. Dezember) - kerstavond op 24 december

2) Veranstaltung am Abend - avond

In der Schule ist heute Elternabend. - Vanavond is er op school een ouderavond.

© K Dictionaries Ltd.

der Abend

de avond (m)

Bron: interglot




DE: Mitternacht
DE: Nacht

DE: gegen Abend NL: tegen de avond
DE: der Vogel fliegt gegen Abend NL: de vogel vliegt naar het westen
DE: auf den Abend NL: tegen de avond
DE: am Abend NL: 's avonds
DE: des Abends, abends NL: 's avonds
DE: heute abend NL: vanavond
DE: Freitagabend NL: vrijdagavond
DE: der Heilige Abend NL: Kerstavond (24 december)
DE: von früh bis abends NL: van 'smorgens vroeg tot 'savonds laat
DE: man soll den Tag nicht vor dem Abend loben NL: men moet de dag niet prijzen voor het avond is
DE: zu Abend essen NL: het avondeten gebruiken