Zeels

Zeels bevat 44 gezegden, 911 woorden en 4 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

Log in

44 gezegden

'n schelle van d'n eureen sneetje van de uier
't ang mijn voet'n uit't steekt mij tegen
amper ne spuk gruetklein van gestalte
As 't al tegegåat za nen hond de kèrk omvèr zjieëkenAls iets niets meezit, zit het serieus tegen
bij zijnen schabbernak pakkeriemand bij de kraag vatten
Da es uuk giën vurtgedoensel azueOp die manier kan het niet verder
da ka mijnen bruinen nie trekkendat kan ik mij niet veroorloven
Da komm nie slumDat lukt niet, het zal niet lukken
da komt uit 't peird zij gatverfrommeld zijn
De müer, zoeëtsjaa? Jåen alangka.Kookt de waterketel al? Ja allang.
den isten, d'istede eerste
der zit een håer in de botereruzie hebben
è ee 't spek å zijn klüetenhet is een verliezer
een lulleke mieneeen lelijke gezicht
een scheet in een flesseeen niemendalletje
een vloa rond ou üerenoorveeg
een vlåe rond zijn urr'neen mep rond zijn oren
em een vore rêeniemand liggen hebben
ge kum mijne zak obblåezeniemand verwensen
Gè zij zu sempel as oune kop dik esJe bent stom als een rund
gien tantelafairen verkupenrechtuit, rechtaan
got uit mijne gerlapga eens opzij
in ieënen zijn råpen gescheet' n emmenhet bij iemand verbrod hebben
Jiri op cafe!!! (massaal roepen) speciale gelegenheid
mieër as ieën koe die Bloar itmeer dan één persoon met die naam
mijn schup afkuis'nweggaan, er vandoor gaan
mijne zak afklopp'mstoppen met iets te doen
ne schief zjiekeriemand die van het rechte pad afwijkt
ne vrieë vaveureneen mooie borstenpartij
nen droeven aposteleen zielig iemand
op zijnen bouveraanstellerig
over zijn stringe tertenvreemd gaan
Sprikte gè ZilsSpreek jij Zeels
steeg van afgoangierig
t' schaap is de preute afhet is een verloren zaak
tantelafairen verkupengewichtig doen
tege zijne meugtegen iemands zin
uit mijne gerlapuit mijne weg
van de kluëten tegen 't berd't gaat van kwaad naar erger
Wa zeetsje, wa toetsje, oe noemtsjeWat zei hij, wat doet hij, hoe heet hij
wes da verietwat is dat voor iets
z'es teeg'n d'n oek van een ronde taffel gelüepenze is in verwachting
Zij watter zie blieëkHij loopt op zijn laatste benen
zü zwert as ne müer zij gatpikzwart

911 woorden

(a) ba jawel ja
(ne) frakjas
epse hesp
pertang nochtans
wipse wesp
'k voel mijneigen mottigik voel mij niet goed
'n floren broekeveloursbroek
'n uppelinkpeluw
't ekk'nhek (het)
't husken, 't vertrekWC
't isthet eerst
't uëpop een hoop
(diepe) talluere, kom(me)bord (soep-)
(e)(k)(i)kik
(e)thet
(ze)zijze, zij (3de persoon enkelvoud)
' n spinse houttakkenbos
' t ert afbuiten adem
100honderd
200tweehonderd

A

a veir gelijkongeveer
a(s)als
aa mertrommelmarkt
aad ou toottezwijg
aafelhandvol
aanhouden
aarsouders
abbazjoerlampekap
achterwoaerassewaarzegster
achterwoarassemoeial
achterwoarassevroedvrouw
acoorderengoed samengaan
afdaksk'noverdekte schutplaats
affelschroeërk'nnavelbandje
affeserenhaasten, voort maken
affeserenvoortmaken
aftertenweggaan
agaasnel
agressiev'nagressief persoon
ajirreocharme
alfken1centiem (voor deWOI)
allerheiligenblommechrysant
allez gijallee jong
amblazjejute verpakking
ambrasruzie
ambrieagekoppeling
ammeliekermiskoekje
ammeloukentafelkleed
andhand
angaarloods
angora kousenongeschoren benen
ankschab
annewuitenonnozelaar
appelsiensinaasappel
appeltrutappelmoes
asperantevliegenraam
asperzenasperges
asschrant, brutbrutaal
assenbakasbak
AssepotAsbak
AwaHaja (stopwoord)
awanietwaar

B

bak; kachotgevangenis
bakkendoeik zal dat niet doen
bakkendoentoch wel
bakske(n)afstandsbediening
bartjes kidibull partykinderfeest
basjkenregencape
bassezeil
bassenblaffen
bataklamhebben en houden
battaklangtroep
bavetteslabbetje
bazaarslechte kwaliteit
beddebed
bedervelinkverwernd kind
bèërloeteaalschep
beezezoen
begankenisdrukte (menigte - toeloop)
bei dn dikken rafbuurtwinkel
beisschommel
beizeschommel
bekanbijna
bekan(st)bijna
bellegetjengeitje
bellegetjengeitje (kindertaal)
benaatbang
berechtenheilig oliesel toedienen
bèrrekespotonderzetters
berrevoetsblootvoets
bevrooz'nbevroren
bieënbeen
biekenotsjenbeukenootje
bielekenprentje
bielekesboekstripboek
bienhaarslager
biezabeizeschommel
bla, blaatblauw
blaafetuurevensterluik
blaatblauw
blaffeturenblinden
blaffetuureluik
blaffetuurkenklapluik
blaffongplafond
blageurblaaskaak
bleekenkerel, gozer, makker
bleit'nwenen
blikkerinnemaan
bloazestoefer
blokkenklompen
blokmoukereklompenmaker
blommenbloemen
blomnbloemen
bluëtnaakt
blutekop - kletskopkaalhoofd
bluuetekopkaal
boalejute zak
boeliesoepvlees
boelzjeruzie
boer!landbouwer
boevenhondhond (kindertaal)
boffenslaan
boffensnoeven
bolleketknikker (grote)
bollendrugs in de vorm van pillen
botramboterham
botsprecies, net alsof
bots (gelijk) precies (gelijk)
bottenlaarzen
bottramboterham
braanbrouwen
BrambezeBraambes
brangeleearmband
brei'nbreien
broestroest
brommerbromfiets
bråmestekelbaars
bustelborstel
buuëmboom
buuntjzesboontjes
bwoatebrievenbus
båerdbaard
börremisterburgemeester

C

capomotorkap
capotecondoom
CommeereRoddeltante

D

da peis ekdenk er nog niet aan
Da ziede van hier!Vergeet het maar!
das fijndat is tof!
das precies deur een koë eur ol getrokknverfrommeld zijn
de (n) derde (n) de derde
de gezegdes van de timonfaseindeling
de ruuek allieen goat deur de schagierig zijn
de saramade gb
de stouesehet station
de swieskerktoezichter of koster
de swieskerkwachter
debielenwielertoerist
deisendagdinsdag
deistdagdinsdag
dempigkortademig, aamborstig
den dieen hier neffestonze buurman
den ourenbuikman met behaarde buik
des leutigdat is fijn
desterenter plaatse trappelen
deur doendoorwerken, voort doen
deuzeafdak
diepe taluueresoepbord
dikkest (en) dikwijls
djeurgoedendag
djoebensul
doazeriklomperik
dokteurdokter
doktoordoctor
drèdrie
drêonderddriehonderd
duishurede huur
duudslaogendoodslaan
duusdduizend
dweiselenzwalpen
dweiszakdwarsligger
dzjokkeleurenspelen

E

e troetendom iemand
e vra: e wijfeen vrouw
ê, êr'nei, eieren

E

een a(t) mekeneen oude vrouw
een geietteeen beu mens
een mannemenseen man
een pluutteeen vrouw die grondig poetst
een schelfkeneen lage zolder
een schelfkenkleine zolder
een schriëmuileeen wenend kind
een schuppeSchop
een simpele duive; ne seimpel'neen onozelaar
een spåeSpade
een stråeteStraat
een tiptoerteeen speciale
een uisHuis
een valdakengesuikerd muntje
Eiërdeaarde (grond of wereld)
EiërebezenAardbeien
eigeregswersde relatie tussen neven en nichten
eilabaheidaar
êlandeiland

E

elentricelektricieit
em offeturenzijn kans wagen
enzeeend
epsehesp
erges(ten)ergens
èrmarm (lichaamsdeel)

E

erthard
erthart
ertjzeserwtjes
euninkhoning

F

Fendtthe best
fepevagina
fezel'nfluisteren
flaan tiestflauwerik
flammakkeriemand die iedereen naar de mond praat
flawijnkussensloop
flawijnenkussenslopen
fliepneus
flikkervinger
floizesnob
foezzelkenborreltje
fokkebolrijkaard
fokkerleurder
fopperikbok
fotterenknutselen
fotturekinderwagen
frak (ke) jas
frakkejas
frakkekieërdereiemand die van gedachten verandert
freinrem
freinenremmen
freubelkenkleuterschool

G

gaazegas
gaet uit mijne gerlap; mèkt ouga uit mijn weg
gaffelhooivork
garnoutgarnalen
gat, goatengat, gaten
gaupengeeuwen
ge, gijje, jij
geiërngraag
geire zienhouden van
gekaptgehakt
gelek, zuasgelijk, zoals
gerdeboespatbord
gerrekenspleet
geulemond
giedongfietsstuur
giedongstuur (van fiets)
giêërengraag, gaarne
giënen nougel emmen om oan ou gat te kravv'narm (toestand)
gijelgeel
gillegansvolledig
god ons hier op de bouennewielertoerist
gommelaspeelbal
gommelavoetbal
gommelaabal
gommelaastuiterbal
gralekken (dust) grote (dorst)
groenselsgroente
gunderjuliie
gunderjullie

H

halvelingsmin of meer
hemellichtbliksem
hij hé kasseibrandHij is op zijn gezicht gevallen
hoarhaar
hoeienfamilie verwittigen bij een sterfgeval
houten schoenenklompen

I

iëegalligdikwijls
ieëmeremmer
ieëneen (cijfer)
iêërdhaard
ieëvenharen
iekenislies
iekenissende lies
ieveranstenergens
ijsstoelslee
in ieën gescheet'ningestort
in possiessein verwachting
isteerst

J

ja zunneja hoor
jaormertjaarmarkt
jeaneuveljenever
jijipkesgommetjes
joaja hij
joakja ik
joarjaar
joasja ze
joatja het
joikja ik
jokkeleurenstoeien
jonkmanvrijgezel
jorremertjaarmarkt

K

KaatsjoeRubber
kaazebeezekers
KabaaBoodschappentas
kabasboodschappentas
kabasdraagtas
kakschoolkleuterschool
kakstoelkinderstoel
KamiongVrachtwagen
kanaseirboekentas
kannasjeiërboekentas
karnesjairboekentas
kassekast
kastanznotekastanje
kastrollekookpot
kattekat
kattemienekat
kattemiennekat
katuëgereflector
kavvalzjepaard
kazenkersen
kazzjoelzjefrak
keet' nketting
keevevogelkooi
keiësekaars
keikes; gravelgrind
keiseneusvocht
kermoelzjekermis
kerrekespitten (in sinaasappel)
kerrekrekelknikkerbaan
kerremelkbotermelk
kerrewougenkruiwagen
kestagkerstdag
kevingroot zijn
kiekenkip
kieken - moeder ; ) kip
kinkeeolielamp
klampnet nie droog
klauvliegertouw
klefferenklauteren
klierkassekleerkast
klinkedeurkruk
klonkoartglas
kloterkenrammelaar
kluëtentegenwerken
kluëtzakiemand die tegenwerkt
kluuesterklooster
knoeselsenkels
knoesselsenkels
knosseleierprutser
knosseleirfoefelaar
koaskaas
koe, koeënkoe, koeien
koebuikoe (kindertaal)
koefferekoffer
koersveloracefiets
koikeszwoerd
komissesBoodschappen
komme kaffeekop koffie
kommenkomen
kommerekamer
kommieniezongonderkleed
kommiessen doenwinkelen
konkelfoezenbedisselen
kophoofdvlees (hoofdkaas)
kornissedakgoot
kotereirratel
koterenpoken
koteroukpook
koterraukpook
koukekaak
koz'nneef
kravvenkrabben
krevvenbijtermoeilijk iemand
krievlees
kuelekool
kurrekenkoordje
kurrekenkoortje
kuuepcentrumkoopcentrum
kuuëpenkopen

L

ladderdedoeëkoffie
lameereroddelmadam
Lange tremenLange benen
langeriktong
lanssewaterslang
laug, laugenlaag, lagen
laweitenlawaai maken
le
hoor
leefdige weevegescheiden vrouw
leste (n) laatste
lichterdoodskist
lichterikzon
lieëglaag (niet hoog)
lieëreladder
lieëwerkleeuwerik
lijflichaam
loatenlaten
LoemerteSchaduw
lossen deurdwars door
lupt een beke roarraar lopen

M

malgreezo nodig
mammenborsten
mangel'nruilen
mangelenomruilen
marsjandiesgoederentrein
marsjoeffeldokter
masjienmachine
mastiekstopverf
medalzeereteken
mee d'handmanueel
meikenmoeder-mama
meirlomerel
mekt oumaak je weg, verdwijn
mekt ouuit de weg
meliszak
MelktingelsDovenetels
merrknikker
merremerrie
merrebolknikker
merrezjieksmaakloos bier
mertmarkt
MertekooOnnozelaar
messinkcomposthoop
messinkmesthoop
mettekostommerik
mieneNertsbont
mijene kop wasnuw haar wassen
mikkatapult
MingelnMengen
mist'ronderwijzer
mitmeter
mit en pitmeter en peter
mit; mémégrootmoeder
moazerikspeurhond
moedremoeder
moemeroverdadig geschminkt
moemmeredwaas persoon
molder, malder, muldermeikever
mollekespannenlappen
mollekleundermoordenaar
mollen-kikkensterven
mondmaand
mondagmaandag
monterikkeflikkerhorlogemaker
mossevrouw
mostoartmosterd
motteballenkledingbeschermer tegen motten
muëssenknoeien
muil'n: binnen doenkussen
muishondhuisjesslak
muiznurnveldsla
muiznurrekesveldsla
mullersimpele ziel
murtelmortel
murtelemortel
muttenkalf
muuskluutknoeier

N

n kalle, n zoeëdom meisje
naftbenzine
NAINJoël
nalzenaald
ne Benjaminjongste (van het gezin)
ne censzakgeld
ne gloazn botrameen glas bier
ne jan mijn kluëten; e wijfeen aansteller
ne koolbakkolenkit
ne kotereirratel
ne luueperatletieker
ne mikkatapult
ne muttenEen dommerik
ne prézakgeld
ne roalen apostel (e) vreemd figuur
ne schieefzjiekkerreontrouwe man
ne slunksepuuetlinkshandig zijn
ne strontdrol
ne vandjurrenlandbouwer
ne, neneen
ne/e pot(je), e pintbiertje
nêgzeer, erg
negentig, tnegentignegentig
Neig tertenHard fietsen
nem borduurStoeprand
nen alvenfreak
nen botrameen boterham
nen eirmoezoaerarm iemand
nen houenkip aan t spit
nen huuepeen berg (bv. een berg wortels)
nen iejmereen emmer
nen ofTuin
nen uisel; nen dynamodynamometer
neus, neuzeneus
nieèkneen ik
niefranstnergens
nieveranstnergens
njiekneen ik
njiesneen ze
njietneen het
nnewuitenonnozelaar
noes (over) schuin (over)
noinietwaar

O

oapejonkbeu kind
oarhaar
oashaas
oefteflikkerbakker
oeptoepoptimist
oetelentreuzelen
oewijoei
OllandNederland
ondhond
onze gruëtenmijn oudste broer
onze klèn' nmijn jongste broer
ooparleurmuziekbox
op 't planchier goanop het voetpad gaan
operikveld-buiten-land
opsjerikbende
opsolferenopzadelen
opzèopzij
orloegehorloge
orloesjhorloge
orloezezooerhorlogemaker
ostbijna
ottoauto
ou êgen snêinzichzelf snijden
oup'n, oupekesapen, aapjes
outen kopkater (van het drinken)
outrikbos
outrikskentak
over d' handom de beurt
overbommelenovervallen
overlestonlangs
overpampeln; prutsenbepotelen
owèamai

P

palkenpaaltje
paltodamesmantel
paltojas
paltoLange jas
paltomantel
pandaarparelhoen
panderikhemel
pannelattelang iemand
parlapperparaplu
parnassenzingen
parsennerolluik
patataardappel
pazinkperzik
peenchicorei
peird va Christusidioot
perdesuoverjas
pêrelêrperenboom
perseinerolluik
persijnerolluik
pertangnochtans
pezewevergierigaard
pidalpedaal
piêërdpaard
piêërdemuilepaardenmond
piepkind
PierooOnnozelaar
pieternellekeOLHeer beestje
pietevogelkenvogeltje (kindertaal)
piezemapyama
pijkerr'n (zot) schoppen (boer)
pillemutsekerstmuts
piluiterkenpiemeltje
pineiezeduimspijker
pinkerknipperlicht
piosje piossehouweel
pirêprei
pisblommepaardenbloem
pisdoekluier
pispotnachtemmer
pisseblommenpaardenbloemen
pitpeter
plansiernutte tooi
plansierstoep
plasseerenplaatsen
plastrondas
pleijnglad
pletst beneenvalt beneden
ploempwater
ploemslingerpaling
poeërpoeder
pollies, polliesepolitie
pombakgootsteen
pompafdoodmoe
pompiersbrandweer
pongkoekpeperkoek
porenpalingvissen
portrettentrekker; ne kadokfototoestel
potte schel'nbier drinken
pottinkbroodpudding
pouessenpasen
preikeleusgevaarlijk
preutevagina
preutelenrammelen
prijkeleusgevaarlijk
proatenpraten
profeitigzuinig
puiloemekikkervisje
puiloemekendikkopje
puirekkikkerdril
puitkikker
pul(le)drinkfles
punijzeduimspijker

R

raddioactievenman met radio
rafelhandvol
rapliekmanuele steenboor
reaalgul
rechsrechts
reetveterstring
rekkebuzzestroperig
rekkerelastiek
rekkereelastiek
rekorterhelicopter
rendelkeutel
ressourveer
rezierselglazuur
rezzekes, aga efkesrap even
rezzekes; efkeseventjes
riejongspaak
rijkurdenveters
ringelateuruurwerk met slinger
ringlateurwandklok met slinger
ritsen-foeë fokkenweggaan
ritserschuifaf
roe'ngooien
ronkensnurken
roukehark
rufterikzomer
rustererooster
ruuedrood
rüe mieneanti-roestverf (rode menie)
Råaleigenaardig
råel, vremdraar, vreem
råel, vremdraar, vreemd

S

salloasla
saloasla
salongpoppeopgetutte vrouw
santwiesjsandwich
sarzjedeken
schaschoorsteen
schaaerschouder
schaar, schaarsschouder, schouders
schaloensbeetje scheel
schauschuw
scheledeksel
schelfkenlage zolder
schelle (epse) snee (hesp)
scherlabieënsmet gespreide benen
scherringeleirsseringen
schet omuug, pep gij mij nekeer gij!ik denk er niet aan!
schilkenkroonkurk
schoapschaap
schoeffelgulzigaard
schokkedeiezenmet iets sleuren
schou schetebangerik
schoverdijn'nschaatsen
schrammoelzensintels
schramoelzenas van steenkool
schramoelzenkoolasse
schrieëmuiletriestig iemand
schuëmakselnageboorte
schuënmooi
schurrebekkloof in de mondhoeken
schusseschors
SchuunSchoon
Schöffel’nfluiten
sebietdadelijk
SefvesStraks
settebreiwol
siepapeventiel
Sih (uitspreken zoals “is” omgekeerd)Alstublieft
singel'ntintelen
singksenpinksteren
sipitenzwezerikken
sirreworrigtegenwoordig
sjambrangdeurlijst
sjampetterpolitieagent
sjandermrijkswachter
sjangerenveranderen
sjansaargeluksvogel
sjettebreiwol
sjezipkengum snoepje
sjiekekauwgom
sjoerderoog
slameur; wèrkarbeid
slappe treuze / slappe wiezewit / roze spek
slaupenslapen
slekkeslak
sletsenpantoffels
slijkevetobesitas
sluëremeelijwekkende vrouw
slungse puueten hemmenonhandig
smessenroken
smijtenwerpen, gooien
smoelle, tootte, muilegezicht
Smokkel (Winter) soep
smokkelhutsepot
smuërmist
SmuuërMist
sneutelsleutel
snokkenrukken
snottebelleneusvocht
soepe, sjoepesoep
sossiessalami
sparradrakleefpleister
spau' novergeven
spelligtochtig (vb van koe)
spetserEen inwoner van Merksplas
spinazzespinazie
spinnekoppespin
spinozzespinazie
sponse tervemaïs
sprietgulp
spriewoalspook
spriwoalspook
spukspeeksel
stammeneecafé
Stekelbachsken, stikkelbachskenStekelbaarsje
stekelveierkenegel
stekskenlucifer
stieënsteen
stieënrattecavia
stielobalpen
stoeffenopscheppen
stoofoutaanmaakhout
stoovekachel
stopselkroonkurk
storsegordijn
stossegordijn
stovekachel
strameinvergiet
stramienzeef
StramijnVergiet
stramijnzeef
stroatstraat
struuëpenstropen

T

tabboardnachtkleed
taffelschuivetafellade
taggetigtachtig
taluuereplat bord
tandebieterkes, bietemannekeskindergebit
tantiesttandarts
tantisttandarts
teekregenworm
teirlinkdobbelsteen
temberpostzegel
tenden åassembuiten adem
tertestappen
tertentrappen
terten, piedál’nfietspedalen
testkookpot
tetten, memmen, loezenborsten (vrouw)
teutegommelaauitgeteld zijn
thuskenwc
tieënteen
tiekeneiei
tiekeneikeneitje
tiekeneikeneitje (kindertaal)
tiekeninnehen (kindertaal)
tiekenoanhaan (kindertaal)
tieretterits
tingelnetel
tingelennetels
tingelsbrandnetels
tjokkeleurenstoeien
toempelpatrijskoprol
toernaviesschroevendraaier
toertetaart
toespelleveiligheidsspeld
toeter kaadijshoorntje
toeter kaatijsje
ToeterkaatIjshoorntje
Toetoet / battendoetToch wel / t och niet
toffeltafel
tootte, muilemond
toten trekkenhuichelen
traaentrouwen
traaën, traventrouwen
trafakkenwerken
traffakkenwerken
travaumanwerkman
treuvelenpraten
treuzevagina
trezebezeeen simpel meisje
troet'ndommen
troet' n, wuit' n, annewuit' ndommerik
troetenkalf
trontinetautoped
trontinetteautoped
trotwoir, plansjiervoetpad
truntelicht geraakt iemand
TruskesbezenRode bessen
tsiepkenkuikentje
tsjiepkenkuiken
tsjijhij
tsmèrgest'n's ochtends
tsnoenst'n's middags
tsoekentreintrein (kindertaal)
tsouvest' n's avonds
turkenterterburgemeester
tutefopspeen
tutteveirkenvarken
twalvetwaalf
twenstegedurende
twuntugtwintig

U

u kartjseneen kwartje
uishuis
un bitchen / un bitekkeneen beetje
urre, urrenoor, oren
urrezuiperoorworm
uuëft, kophoofd
uuëghoog
uuëg, uuëgenoog, ogen

V

vadderevader
vakenvader
vallinkverkoudheid
van 't sirreworrigtegenwoordig
van neiggest daHet zal welzijn
vandiesseverkoop
vaneirterug, opnieuw
vans gelijkenhetzelfde
vazevaas
vederomopnieuw
veftienvijftien
velofiets
verdromopnieuw
verfurtelenstruikelen
verfurtellenmisstappen
verjoarnjarig zijn
verketvork
vermangel'nomruilen
verrinnewerenvernielen
verroankoudeallergie
versmachtenwurgen
vielófiets
vier, vierevier
viermoirups
vierweierkvuurwerk
vigg'nbig
vijftig, veftig, tveftigvijftig
Vijve, vijf, vêfvijf
virtig, tvirtigveertig
vitessenversnellingen
vlak af (gezeed) rechtuit (gezegd)
vleurinkvleugel (vogel)
vloavlaai
vlouegeonweer
vougebraakliggend stuk grond
vrieëderg (adjectief)
vurhofvoortuin

W

Wakken(e), wa fur newat voor een
wardraar manneken
waugenwagen
wei, weide
weez'naangezicht
weirehaag
weirme bloaezewarme waterkruik
welkst(e)welke
wepsewesp
werrenworden
weunenwonen
wiêërKnoest ( in hout)
wiêërd, wiêërdevulwaard, waardevol
wienwieden
woanwaaien
woard, erbergierwaard, herbergier
woenstagwoensdag
worreworden
wotter, waterewater
wotterbloaren, blaafeturenvensterluiken
wuertelwortel
wunderwij
wurtelnwortelen
wustworst
wusteworst
ükkenjeuken
ükseljeuk

Z

zantevelg
zat; scheildronken
ze zijn eenderZe zijn gelijk
zê, zêkantzij, zijkant
ZeelZele (gemeente)
zeerpijn
zendels, schramoelzensintels
zeppegeul
zes, zessezes
zestig, tzestigzestig
zeurenvals spelen
zeurzakvalsspeler
zeventig, tzeventigzeventig
zieëken, pissenplassen
zieëme lapzeemvel
ziftzeef
Zjakkossehandtas
zjantevelg
zjiktieëlebedpan
Zjoemenasturnen
zoalezadel
zoeënkoken
ZotterdagZaterdag
zoude gijzal je
zoukzal ik
zoumenzullen we
zoutchezal hij
zu lomp ast peird va Christusheel lomp zijn
zuas, gelek aszoals
zuipedrinken (gulzig)
zunderze, zij (3de persoon meervoud)
zunder, zulderzij
zwalmzwaluw
zwertzwart
zwietpuueten stinkpateeszweetvoeten
zwitpuût'nzweetvoeten
åerdaard

4 opmerkingen

  1. 3. bij de uitgang `en` wordt enkel de `n` uitgesproken
  2. Het moeilijke bij de fonetische weergave van een dialect is hoe klinkers worden uitgesproken.
    å is dezelfde klank als in het Noors: een zware a, bijna een ou. Komt vaak voor als tweeklank met een doffe -e, b.v. dråen-draaien /
    è klinkt als de e in ver maar dan lang uitgesproken /
    ië is een tweeklank die klinkt als ie-e /
    ü klinkt als de uu in vuur /
    ei is zoals de standaard-ei maar niet als tweeklank (dus zonder die ie klank erna)
  3. In het Zeelse dialect wordt de 'h' niet uitgesproke tenzij de letter in de volgende combinatie voorkomt 'gh' als in 'Ghent', maar een belangrijk detail is dat de 'h' wel wordt geschreven.
  4. Met alleen een woordenlijst dek je een taal natuurlijk niet helemaal af. Het Zeels heeft, om maar iets te noemen, de Germaanse Umlauten in de 2de en 3de persoon enkelvoud van een aantal sterke werkwoorden overgehouden. Bijvoorbeeld: Lüepen - ik lüep, gè lupt, è lupt, wunder lüepen, gunder lupt, zunder lüepen. Merk op, dat de 2de pers. mv, net zoals in het Duits een -t vorm is. Iets wat in het algemeen Nederlands helemaal verdwenen is.