Sevenums

Sevenums bevat 50 gezegden, 7064 woorden en 0 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in


7064 woorden (p.1/2)

`nen bermeen korenmijt
`thet

A

aafge lâgafleggen (afgelegd )
aafgeleydafleiden (afgeleid )
aafgevrâgdoverhoren (overhoord )
aafgunstigjaloers
aaflëggenafleggen
aafleyenafleiden
aafvroagenoverhoren
aambildaambeeld
aangenômenaannemen (aangenomen )
aangestéldaanstellen (aangesteld )
aanhaojendaanhoudend
aannaemenaannemen
aanstéllenaanstellen
aanwerkbegin van werk
aat geeyeten (at u )
aat iketen (at ik )
aatseeten (at jij )
âchacht
âch en twintigachtentwintig
âchteenachttien

A

adrikskundeaardrijkskunde
aekazijn
aerdaarde
aet iketen (eet ik )
aeteneten
allieënalleen
AmericanseInwoners van America
anaan (als voorvoegsel )
an de loêperie ziendiarree hebben
angereandere
angerhalfanderhalf
angersanders
angersumandersom
aniêsanijs
antaan het
antrentop een haar na
aorenaren
aovendavond
aoverwindiguit de wind, in de luwte
apenötjespinda`s
appeleboeêmappelboom
AppelenbôngerdAppelboomgaard
appelesiênsinaasappel
appellemosappelmoes
appetiêkapotheek
ArceArcen
assenbakasbak
assenbekskeasbakje
asteblifalstublieft
autopedstep

B

baalzakjutezak
baaraafnors
babbeltjessnoepjes
baekbeek
baekerbeker
baerbeer
baeste kamergoede kamer
baet geeybijten (beet u )
baet ikbijten (beet ik )
baetsebijten (beet jij )
baeytanteeen vrouw die overdreven veel bidt
baggekelbiggenhandelaar
baggekuuybiggenkooi
baggenbiggen van 15 á 20 kg
bak ikbakken (bak ik )
baksebakken (bak jij )
bakt geeybakken (bakt u )
BalderBaarlo
Balderseinwoners van Baarlo
bankepâchhuur voor een vaste plek in de kerk
bantjebaan (betrekking )
batschupplatte schop
batslaarzenlieslaarzen
bedâchbedenken (bedacht )
bedâch ikbedenken (bedacht ik )
bedâchsebedenken (bedacht jij)
bedâcht geeybedenken (bedacht u )
bedeen ikbedienen (bedien ik )
bedenenbedienen
bedenk ikbedenken (bedenk ik )
bedenksebedenken (bedenk jij )
bedenkt geeybedenken (bedenkt u )
bediêf ikbedrijven (bedrijf ik )
bedindbedienen (bediend )
bedinde geeybedienen (bediende u )
bedindesebedienen (bediende jij )
bedinsebedienen (bedien jij )
bedint geeybedienen (bedient u )
bedraagbedrag
bedraâgenbedragen
bedraef ikbedrijven (bedreef ik )
bedraefsebedrijven (bedreef jij )
bedraeft geeybedrijven (bedreef u )
bedraevenbedrijven (bedreven )
bedregenbedriegen
bedriêfbedrijf
bedriêfsebedrijven (bedrijf jij )
bedriêft geeybedrijven (bedrijft u )
bedriêvenbedrijven
bedrigt geeybedriegen (bedriegt u )
bedrôgenbedriegen (bedrogen )
bedroogsebedriegen (bedroog je )
bedroogt geeybedriegen (bedroog u )
bedrufdbedroefd
bedruugsebedriegen (bedrieg je )
bedstaëbed
beejbij
beeksebakken (bakte jij )
beekt geeybakken (bakte u )
bêêrbier
beervaâtbiervat
begiênenkloosterzusters
begin ikbeginnen (begin ik )
beginsebeginnen (begin je )
begint geeybeginnen (begint u )
begonnenbeginnen (begonnen )
begoos ikbeginnen (begon ik )
begoossebeginnen (begon je )
begoost geeybeginnen (begon u )
begraafbegraven (ik begraaf )
begraaf ikbegraven (begraaf ik )
begraft geeybegraven (begraaft u )
begreffenisbegrafenis
begroôfbegraven (ik begroef )
begroôf ikbegraven (begroef ik )
begroôfsebegraven (begroef jij )
begroôft geeybegraven (begroef u )
begrufsebegraven (begraaf jij )
behaal ikbehalen (behaal ik )
behâldbehalen (behaald )
behâlde geeybehalen (behaalde u )
behâlde ikbehalen (behaalde ik)
behâldesebehalen (behaalde jij )
behâlsebehalen (behaal jij )
behâlt geeybehalen (behaalt u)
bekaek ikbekijken (bekeek ik )
bekaekenbekijken (bekeken )
bekaeksebekijken (bekeek jij )
bekaekt geeybekijken (bekeek u)
beken ikbekennen (beken ik )
bekendbekennen (bekend )
bekende geeybekennen (bekende u )
bekende ikbekennen (bekende ik )
bekendesebekennen (bekende jij )
bekensebekennen (beken jij )
bekent geeybekennen (bekent u )
bekiêk ikbekijken (bekijk ik )
bekiêkenbekijken
bekieksebekijken (bekijk jij )
bekiekt geeybekijken (bekijkt u)
bekkerbakker
bekkeriêbakkerij
bekskebakje
bel ikbellen (bel ik )
bel ik optelefoneren (telefoneer ik )
belabullugoitachteruit
belaef ikbeleven (beleef ik )
belaefsebeleven (beleef jij )
belaeft geeybeleven (beleeft u)
belaevenbeleven
belâgbeleggen (belegd )
belâg ikbeleggen (belegde ik )
belâgsebeleggen (belegde jij )
belâgt geeybeleggen (belegde u)
belde geeybellen (belde u )
belde ikbellen (belde ik )
belde ik optelefoneren (telefoneerde ik )
beldesebellen (belde je )
beldese optelefoneren (telefoneerde jij )
beleeg ikbeliegen (belieg ik )
belefdbeleven (beleefd )
belefde geeybeleven (beleefde u)
belefde ikbeleven (beleefde ik )
belefdesebeleven (beleefde jij )
belêgenbeliegen
beligt geeybeliegen (beliegt u )
beloên ikbelonen (beloon ik )
beloênenbelonen
beloêningbeloning
belofdbeloven (beloofd )
belofde geeybeloven (beloofde u )
belofdesebeloven (beloofde jij )
belofsebeloven (beloof jij )
beloft geeybeloven (belooft u )
belôgenbeliegen (belogen )
belôndbelonen (beloond )
belônde geeybelonen (beloonde u )
belônde ikbelonen (beloonde ik )
belôndesebelonen (beloonde jij )
belônsebelonen (beloon jij )
belônt geeybelonen (beloont u )
beloôg ikbeliegen (beloog ik )
beloôgsebeliegen (beloog jij )
beloôgt geeybeliegen (beloog u )
BelsBelg
belsebellen (bel je )
belse optelefoneren (telefoneer jij )
belt bgeey optelefoneren (telefoneert u )
belt geeybellen (belt u )
belt geey optelefoneren (telefoneerde u )
beluugsebeliegen (belieg jij )
bemoôy ikbemoeien (bemoei ik )
bemôydbemoeien (bemoeid )
bemôyde geeybemoeien (bemoeide u )
bemôyde ikbemoeien (bemoeide ik )
bemôydesebemoeien (bemoeide jij )
bemôyenbemoeien
bemôysebemoeien (bemoei jij )
bemôyt geeybemoeien (bemoeit u )
benieydbenieuwen (benieuwd )
benieyenbenieuwen
bepaal ikbepalen (bepaal ik )
bepâldbepalen (bepaald )
bepâlde geeybepalen (bepaalde u )
bepâlde ikbepalen (bepaalde ik)
bepâldesebepalen (bepaalde jij )
bepâlsebepalen (bepaal jij )
bepâlt geeybepalen (bepaalt u)
beraam ikberamen (beraam ik )
beramdberamen (beraamd )
beramde geeyberamen (beraamde u )
beramdese dichberamen (beraamde jij )
beramseberamen (beraam je )
beramt geeyberamen (beraamt u? )
berg ikbergen (berg ik )
bergt geeybergen (bergt u )
BeringeBeringen
beroopberoep (doen op )
beslaagberoerte
bessembezem
bessemstaelbezemsteel
bestaeydbesteden (besteed )
bestaeyde geeybesteden (besteedde u )
bestaeydesebesteden (Besteedde jij )
bestaeyenbesteden
bestaeysebesteden (besteed jij )
bestaeyt geeybesteden (besteedt u )
betaal ikbetalen (betaal ik )
betâldbetalen (betaald )
betâlde geeybetalen (betaalde u )
betâlde ikbetalen (betaalde ik)
betâldesebetalen (betaalde jij )
betâlsebetalen (betaal jij )
betâlt geeybetalen (betaalt u)
betraeyenbetreden
betraeyenbetreden (betreden )
betret geeybetreden (betreedt u )
betrooybetreden (betreed jij )
betrooyssebetreden (betrad jij )
betrooyt geeybetreden (betrad u )
beûkenhuilen
bevrees ikbevriezen (bevries ik )
bevrezenbevriezen
bevroorsebevriezen (bevroor je )
bevroort geeybevriezen (bevroor u )
bevrôrenbevriezen (bevroren )
bevruussebevriezen (bevries je )
bewaeg ikbewegen (beweeg ik )
bewaegenbewegen
bewegt geeybewegen (beweegt u )
bewôgenbewegen (bewogen )
bewoôg ikbewegen (bewoog ik )
bewoôgsebewegen (bewoog jij )
bewoôgt geeybewegen (bewoog u )
bewugsebewegen (beweeg jij )
bezaât ikbezitten (bezat ik )
bezaetenbezitten (bezeten )
bezat geeybezitten (bezat u )
bezatsebezitten (bezat jij )
bezatsebezitten (bezit jij )
bezeik ikbelazeren (belazer ik)
bezeikenbelazeren
bezékde geeybelazeren (belazerde u )
bezékde ikbelazeren (belazerde ik )
bezékdesebelazeren (belazerde jij )
bezéksebelazeren (belazer jij )
bezéktbelazeren (belazerd )
bezékt geeybelazeren (belazert u )
bezekt ziënbedrogen zijn
bezin ikbezinnen (bezin ik )
bezinsebezinnen (bezin jij )
bezint geeybezinnen (bezint u )
bezit geeybezitten (bezit u )
bezit ikbezitten (bezit ik )
bezôn ikbezinnen (bezon ik )
bezônnenbezinnen (bezonnen )
bezônsebezinnen (bezon jij )
bezônt geeybezinnen (bezon u )
bezwaek ikbezwijken (bezweek ik )
bezwaekenbezwijken (bezweken )
bezwaeksebezwijken (bezweek jij )
bezwaekt geeybezwijken (bezweek u)
bezwiêk ikbezwijken (bezwijk ik )
bezwiêkenbezwijken
bezwieksebezwijken (bezwijk jij )
bezwiekt geeybezwijken (bezwijkt u)
biechstoolbiechtstoel
biênbeen
biêrbeer (mannelijk varken )
biêstbeest
biet geeybijten (bijt u )
biêt ikbijten (bijt ik )
biêtenbijten
bietsebijten (bijt jij )
bildbeeld
bin ikzijn (ben ik )
bing ikbinden (bind ik )
bingenbinden
bingsebinden (bind jij )
binnetésbinnenzak
bissezijn (ben jij )
bistenstaljongveestal
blaadblad
blaarbladeren (Meervoud blad )
blaayde geeybladeren (bladerde u )
blaaydesebladeren (bladerde jij )
blaayenbladeren (werkwoord)
blaaysebladeren (blader jij )
blaayt geeybladeren (bladert u )
blaef ikblijven (bleef ik)
blaefseblijven (bleef jij)
blaeft geeyblijven (bleef u )
blaek ikblijken (bleek ik )
blaekseblijken (bleek jij )
blaekt geeyblijken (bleek u )
blast geeyblazen (blaast u )
bledderdeigbladerdeeg
bledjeblaadje
bleikbleek (Sip )
bleûsde geeyblussen (bluste u )
bleûsde ikblussen (bluste ik )
bleûsdeseblussen (bluste jij)
bleûsseblussen (blus jij )
bleûst geeyblussen (blust u )
bliêblij
bliêf ikblijven (blijf ik)
bliefseblijven (blijf jij)
blieft geeyblijven (blijft u )
bliêk ikblijken (blijk ik )
bliêkenblijken
bliekseblijken (blijk jij )
bliekt geeyblijken (blijkt u )
blIevenblijven
blik ikblikken (blik ik )
blikde geeyblikken (blikte u )
blikde ikblikken (blikte ik )
blikdeseblikken (blikte jij )
blikseblikken (blik jij )
blikt geeyblikken (blikt u )
blingdeblinde
blinkblind
blink ikblinken (blink ik )
blinkt geeyblinken (blinkt u )
BlirrikBlerick
BlirrikseInwoners van Blerick
BlitterswiêkBlitterswijck
bloarblaar
bloas ikblazen (blaas ik )
bloazenblazen
blôdsebloeden (bloed jij )
blôdt geeybloeden (bloedt u )
bloêtleggenblootleggen
blomebloemen
blomkoêlbloemkool
blonk ikblinken (blonk ik )
blonkseblinken (blonk jij )
blonkt geeyblinken (blonk u )
bloodbloed
bloombloem
bloos ikblozen (bloos ik )
bloosde ikblozen (bloosde jij )
bloosde ublozen (bloosde u )
bloosdeseblozen (bloosde ik )
bloosseblazen (blies jij )
bloosseblozen (bloos jij )
bloost geeyblazen (blies u )
bloost geeyblazen (blies u )
bloost geeyblozen (bloost u )
blooy ikbloeden (bloed ik )
bloyenbloeden
blus ikblussen (blus ik )
blusseblazen (blaas je )
blûy ikbloeien (bloei ik )
blûyde geeybloeien (bloeide u )
blûyde ikbloeien (bloeide ik )
bluyenbloeien
blûysdesebloeien (bloeide jij )
blûysebloeien (bloei jij )
blûyt `tbloeien (bloeit het)
boedde geeyboeten (boette u )
boedsdeseboeten (boette jij )
boei ikboeien (boei ik )
boeide geeyboeien (boeide u )
boeide ikboeien (boeide ik )
boeideseboeien (boeide jij )
boeiseboeien (boei jij )
boêkbuik
boêkdanseresbuikdanseres
boekelsgeesten in het duister
boekelsschim in het donker
boekpiênbuikpijn
boeks dichboksen (boks jij )
boeks ikboksen (boks ik )
boeksde geeyboksen (bokste u )
boeksde ikboksen (bokste ik )
boeksdeseboksen (bokste jij )
boeksenboksen
boêkspraekenbuikspreken
boêkspraekerbuikspreker
boekst geeyboksen (bokst u )
boëmboom
boenderbunder
boenderha
boênenbonen
bôenesoepbonensoep
boet geeyboeten (boet u )
boet ikboeten (boet ik )
boêtenbuiten
boets ikbotsen (bots ik )
boetsautobotsauto
boetsde geeybotsen (botste u )
boetsde ikbotsen (botste ik )
boetsdesebotsen (botste jij )
boetseboeten (boet jij )
boetsenbotsen
boetssebotsen (bots jij )
boetst geeybotsen (botst u )
boeyt geeyboeien (boeit u )
bôkde geeyboeken (boekte u )
bôkde ikboeken (boekte ik )
bokesboekweit
bokeskookboekweitkoek
boksbroek
bôksdeseboeken (boekte jij )
bôkseboeken (boek jij )
boksetesbroekzak
bôkt geeyboeken (boekt u )
bong ikbinden (bond ik )
bongsebinden (bond jij )
bongt geeybinden (bindt u )
bongt geeybinden (bond u )
boochnest
boôg ikbuigen (boog ik )
boôgsebuigen (boog jij )
boôgt geeybuigen (boog u )
book ikboeken (boek ik )
bookenboeken
BoôkendBoekend
bookhoayenboekhouden
bookhoayerboekhouder
bôôrboer
boôr ikboeren (boer ik )
boôr ikboren (boor ik )
boôrde geeyboeren (boerde u )
boôrde geeyboren (boorde u )
boôrde ikboeren (boerde ik )
boôrde ikboren (boorde ik )
boôrdeseboeren (boerde jij )
boôrdeseboren (boorde jij )
booremagdboerenmeid
booremosboerenkool
boôrenboeren
boôrenboren
boôrseboeren (boer jij )
boôrseboren (boor jij )
boôrt geeyboeren (boert u )
boôrt geeyboren (boort u )
borderiehoeve
borg ikbergen (borg ik )
borgsebergen (borg jij )
borgt geeybergen (borg u )
bôrinboerin
bôrstel ikborstelen (borstel ik )
bôrstelde geeyborstelen (borstelde u )
bôrstelde ikborstelen (borstelde ik )
bôrsteldeseborstelen (borstelde jij )
bôrstelseborstelen (borstel jij )
bôrstelt geeyborstelen (borstelt u )
botterboter
bôtterflaaibotervlaai
bottermelkkarnemelk
bôtterpötjebotervlootje
bôttrammeboterhammen
bouvenbiênbovenbeen
bouvenermbovenarm
bouvenkaakbovenkaak
bouw ikbouwen (bouw ik )
bouwdebouwen (ik bouwde )
bouwde geeybouwen (bouwde u )
bouwdesebouwen (bouwde jij )
bouwenploegen
bouwsebouwen (bouw jij )
bouwt geeybouwen (bouwt u )
braak ikbreken (brak ik )
bradt geeybraden (braadt u )
BraeMaasbree
braek ikbreken (breek ik )
braekenbreken
braksebreken (brak jij )
brakt geeybreken (brak u )
brand ikbranden (brand ik )
brandde geeybranden (brandde u )
brandde ikbranden (brandde ik )
brandde ikbranden (brandde ik )
brandesebranden (brandde jij )
brandsebranden (brand jij )
brandt geeybranden (brandt u )
brankbrand
brankblussenbrandblussen
brankmoorbrandmuur
brankwaerbrandweer
braoy ikbraden (braad ik )
braoyenbraden
breefbrief
breefeupenerbriefopener
breevendraegerpostbode
brei ikbreien (brei ik )
breide geeybreien (breide u )
breide ikbreien (breide ik )
breidesebreien (breide jij )
breinaldenbreinaalden
breisebreien (brei jij )
breit geeybreien (breit u )
breurkebroertje
breursbroers
brevenbrieven
brevetesenveloppe
bridsetebreedste
briêdbreed
briêyebrede
brifkesbriefjes
briksebreken (breek jij )
brikt geeybreken (breekt u )
brilletesbriletui
britjekaropzet
BritseInwoners van Maasbree
BritsewaegMaasbreeseweg
broedbroed (in champignonteelt )
broêdbrood (zwartbrood)
brôêdbruid
broedskliêdbruidsjurk
broedsmegjebruidsmeisje
broelefbruiloft
broênbruin
broên sausjus
brombaere / brampelebramen
BroôkezeBroekhuizen
BroôkezevôrsBroekhuizenvorst
broorbroer
brooy ikbraden (braadde ik )
brooysebraden (braadde jij )
brooyt geeybraden (braadde u )
brouwde geeybrouwen (brouwde u )
brouwde ikbrouwen (brouwde ik )
brouwdesebrouwen (brouwde jij )
brul ikbrullen (brul ik )
brulde geeybrullen (brulde u )
brulde ikbrullen (brulde ik )
bruldesebrullen (brulde jij)
brulsebrullen (brul jij)
brult geeybrullen (brult u )
brussels lofwitlof
brutsebraden (braad jij )
bugsebuigen (buig jij )
bugt geeybuigen (buigt u )
buivestebovenste
buk ikbukken (buk ik )
bûk ikhuilen (huil ik )
bukde geeybukken (bukte u )
bûkde geeyhuilen (huilde u )
bukde ikbukken (bukte ik )
bûkde ikhuilen (huilde ik )
bukdesebukken (bukte jij )
bûksde dichhuilen (huilde jij )
buksebukken (buk jij )
bûksehuilen (huil je )
bukt geeybukken (bukt u )
bûkt geeyhuilen (huilt u )
burgemeisterburgemeester
burgsebergen (berg jij )
butsbult
buuëmbomen
buûg ikbuigen (buig ik )
buûgenbuigen
buûybui (stemming )
buzenbuizen
bösbossen

C

CasteleCastenray
CastelseInwoners van Castenray
compassiemedelijden

D

daakdak
dâch geeydenken (dacht u )
dâchsedenken (dacht jij )
daementepels aan een uier
daesdaasvlieg
DaezigDinsdag
daezigaovunddinsdagavond
daezigmergendinsdagochtend
daezigsdinsdags
dalikdadelijk
Dalikdirect (spoedig )
dânsde geeydansen (danste u)
dânsde ikdansen (danste ik )
dânsdesedansen (danste jij )
dânsedansen (dans jij )
dânst geeydansen (danst u )
darteendertien
dartigdertig
de fuûsmelkfabriek
de komplemente doonde groeten doen
de pâchpachtgeld
de platshet erf
de rijksveldwachter
de RuiverReuver
de slupde schoot
deefdief
deepdiep
deêrdier
deeysedoen (deed jij )
deeyt geeydoen (deed u )
deigdeeg
deilde geeydelen (deelde u )
deildesedelen (deelde jij )
deilendelen
deilsedelen (deel jij )
deilt geeydelen (deelt u )
deilt geeydelen (deelt u )
dénk ikdenken (denk ik )
dénksedenken (denk jij )
dénkt geeydenken (denkt u )
dermdarmen
derpdorp
deuchterkedochtertje
deukdoeken
DeûrseDeurne
deürduur
dezemberDecember
dich aatseten (jij at )
dich baetsbijten (jij beet )
dich bedâchsbedenken (jij bedacht )
dich bedenksbedenken (jij bedenkt)
dich bedinsbedienen (jij bedient )
dich bedinsdebedienen (jij bediende )
dich bedraefsbedrijven (jij bedreef )
dich bedriêfsbedrijven (jij bedrijft )
dich bedroôgsbedriegen (jij bedroog )
dich bedruugsbedriegen (jij bedriegt )
dich beeksbakken (jij bakte )
dich beginsbeginnen (jij begint )
dich begoôfsbegraven (jij begroef )
dich begoosbeginnen (jij begon )
dich begrufsbegraven (jij begraaft )
dich behâlsbehalen (jij behaalt )
dich behâlsdebehalen (jij behaalde )
dich bekaeksbekijken (jij bekeek )
dich bekensbekennen (jij bekent )
dich bekensdebekennen (jij bekende )
dich bekieksbekijken (jij bekijkt )
dich bêksbakken (jij bakt )
dich belâgsbeleggen (jij belegde )
dich belefsbeleven (jij beleeft )
dich belefsdebeleven (jij beleefde )
dich belegsbeleggen (jij belegt )
dich beloênsbelonen (jij beloont )
dich belofsbeloven (jij belooft )
dich belofsdebeloven (jij beloofde )
dich belônsdebelonen (jij beloonde )
dich beloôgsbeliegen (jij beloog )
dich belsbellen (jij belt )
dich bels optelefoneren (jij telefoneert )
dich belsdebellen (jij belde )
dich belsde optelefoneren (jij telefoneerde )
dich beluugsbeliegen (jij beliegt )
dich bemooysbemoeien (jij bemoeit )
dich bemôysdebemoeien (jij bemoeide )
dich bepâlsbepalen (jij bepaalt )
dich bepâlsdebepalen (jij bepaalde )
dich beramsberamen (jij beraamt )
dich beramsdeberamen (jij beraamde )
dich bestaeydesbesteden (jij besteedde )
dich bestaeysbesteden (jij besteedt )
dich betâlsbetalen (jij betaalt )
dich betâlsdebetalen (jij betaalde )
dich betrooysbetreden (jij betrad )
dich betrutsbetreden (jij betreedt )
dich bevroorsbevriezen (jij bevroor )
dich bevruusbevriezen (jij bevriest )
dich bewoôgsbewegen (jij bewoog )
dich bewugsbewegen (jij beweegt )
dich bezatsbezitten (jij bezat )
dich bezéksbelazeren (jij belazert )
dich bezéksdebelazeren (jij belazerde )
dich bezinsbezinnen (jij bezint )
dich bezitsbezitten (jij bezit )
dich bezônsbezinnen (jij bezon )
dich bezwaeksbezwijken (jij bezweek )
dich bezwieksbezwijken (jij bezwijkt )
dich bietsbijten (jij bijt )
dich bingsbinden (jij bindt )
dich blaaysbladeren (jij bladert )
dich blaaysdebladeren (jij bladerde )
dich blaefsblijven (jij bleef )
dich blaeksblijken (jij bleek )
dich bleûsdeblussen (jij bluste)
dich bleûss ) blussen (jij blust )
dich bliefsblijven (jij blijft )
dich blieksblijken (jij blijkt )
dich bliksblikken (jij blikt )
dich bliksdeblikken (jij blikte )
dich blinksblinken (jij blinkt )
dich blôdsbloeden (jij bloedt)
dich blôdsdebloeden (jij bloedde )
dich blonksblinken (jij blonk )
dich bloosblazen (jij blies )
dich bloosdeblozen (jij bloosde )
dich bloossblozen (jij bloost )
dich blusblazen (jij blaast )
dich blûysbloeien (jij bloeit )
dich boeisboeien (jij boeit )
dich boeisdeboeien (jij boeide )
dich boeksdesboksen (jij bokste )
dich boekstboksen (jij bokst )
dich boetsboeten (jij boet)
dich boetsdeboeten (jij boette )
dich boetsdebotsen (jij botste)
dich boetstbotsen (jij botst)
dich bôksboeken (jij boekt )
dich bôksdeboeken (jij boekte )
dich bongsbinden (jij bond )
dich boôgsbuigen (jij boog )
dich boôrsboeren (jij boert)
dich boôrsboren (jij boort )
dich boôrsdeboeren (jij boerde )
dich boôrsdeboren (jij boorde )
dich borgsbergen (jij borg )
dich bôrstelsborstelen (jij borstelt )
dich bôrstelsdeborstelen (jij borstelde )
dich bouwsbouwen (jij bouwt )
dich bouwsdebouwen (jij bouwde )
dich braksbreken (jij brak )
dich brandsbranden (jij brandt )
dich bransdebranden (jij brandde )
dich breisbreien (jij breit )
dich breisdebreien (jij breide )
dich briksbreken (jij breekt )
dich brooysbraden (jij braadde )
dich brouwsbrouwen (jij brouwt )
dich brouwsdebrouwen (jij brouwde )
dich brulsbrullen (jij brult )
dich brulsdebrullen (jij brulde )
dich brutsbraden (jij braadt )
dich bugsbuigen (jij buigt )
dich buksbukken (jij bukt )
dich bûkshuilen (jij huilt )
dich buksdebukken (jij bukte )
dich bûksdehuilen (jij huilde )
dich burgsbergen (jij bergt )
dich dâchsdenken (jij dacht )
dich dânsdedansen (jij danste )
dich dânstdansen (jij danst )
dich deilsdelen (jij deelt )
dich deilsdedelen (jij deelde )
dich dénksdenken (jij denkt )
dich ditsdoen (jij deed )
dich dlitstuitglijden (jij glijdt uit )
dich doêgsdeugen (jij deugt )
dich doêgsdedeugen (jij deugde )
dich doemsduimen (jij duimt )
dich doemsdeduimen (jij duimde )
dich doewsduwen (jij duwt )
dich doewsdeduwen (jij duwde )
dich dorboôrsdoorboren (jij doorboort )
dich dorboôrsdedoorboren (jij doorboorde )
dich draefsdrijven (jij dreef )
dich dreysdraaien (jij draait )
dich dreysdedraaien (jij draaide )
dich driefsdrijven (jij drijft )
dich drînksdrinken (jij drinkt )
dich drômsdromen (jij droomt )
dich drômsdedromen (jij droomde )
dich drônksdrinken (jij dronk )
dich droogsdragen (jij droeg )
dich droôpsdruipen (jij droop )
dich drugsdragen (jij draagt )
dich drugsdrogen (jij droogt )
dich drugsdedrogen (jij droogde )
dich druksdrukken (jij drukt )
dich druksdedrukken (jij drukte )
dich druupsdruipen (jij druipt )
dich drögsdrogen (jij droogt )
dich drögsdedrogen (jij droogde )
dich dupsdopen (jij doopt )
dich dupsdedopen (jij doopte )
dich dûrfsdurven (jij durft )
dich dûrfsdedurven (jij durfde )
dich dusdoen (jij doet )
dich erfserven (jij erft )
dich erfsdeerven (jij erfde )
dich erkenserkennen (jij erkent )
dich erkensdeerkennen (jij erkende )
dich etseten (jij eet )
dich fietsdefietsen (jij fietste )
dich fietssfietsen (jij fietst )
dich fietstfietsen (jij fietst )
dich fleddersvleien (jij vleit )
dich fleddersdevleien (jij vleide )
dich floôtsfluiten (jij floot )
dich flûtsfluiten (jij fluit )
dich fopsfoppen (jij fopt )
dich fopsdefoppen (jij fopte )
dich gafsgeven (jij gaf )
dich gebroeksgebruiken (jij gebruikt )
dich gebroeksdegebruiken (jij gebruikte )
dich gedoogdesgedogen (jij gedoogde )
dich gedoogsgedogen (jij gedoogt )
dich gedswieden (jij wiedt )
dich gedsdewieden (jij wiedde )
dich geksspotten (jij spot )
dich geksdespotten (jij spotte )
dich genitsgenieten (jij geniet )
dich genoôtsgenieten (jij genoot)
dich gingsgaan (jij ging )
dich gisgaan (jij gaat )
dich glidsdeuitglijden (jij gleed uit )
dich glimsglimmen (jij glimt )
dich glomsglimmen (jij glom )
dich glufsgeloven (jij gelooft )
dich glufsdegeloven (jij geloofde )
dich gluursgluren (jij gluurt )
dich gluursdegluren (jij gluurde )
dich goôtsgieten (jij goot )
dich gôysgooien (jij gooit )
dich gôysdegooien (jij gooide )
dich graaysgraaien (jij graait )
dich graaysdegraaien (jij graaide )
dich graepsgrijpen (jij greep )
dich greeksmopperen (jij moppert )
dich greeksdemopperen (jij mopperde )
dich griepsgrijpen (jij grijpt )
dich groofsgraven (jij groef )
dich grufsgraven (jij graaft )
dich grûysgroeien (jij groeit )
dich grûysdegroeien (jij groeide )
dich gufsgeven (jij geeft )
dich guutsgieten (jij giet )
dich hâlshalen (jij haalt )
dich hâlsdehalen (jij haalde )
dich handelshandelen (jij handelt )
dich handelsdehandelen (jij handelde )
dich hayshebben (jij had )
dich hedsdeheten (jij heette )
dich heelshouden (jij hield )
dich heilshelen (jij heelt )
dich heilsdehelen (jij heelde )
dich helshouden (jij houdt )
dich hengs opophangen (jij hangt op )
dich herdâchsherdenken (jij herdacht )
dich herdenksherdenken (jij herdenkt)
dich herkensherkennen (jij herkent )
dich herkensdeherkennen (jij herkende )
dich herksharken (jij harkt )
dich herksdeharken (jij harkte )
dich heshebben (jij hebt )
dich hetsheten (jij heet )
dich heurshuren (jij huurt )
dich heursdehuren (jij huurde )
dich hôfshoeven (jij hoeft )
dich hôfsdehoeven (jij hoefde )
dich hongs opophangen (jij hing op )
dich hôpshopen (jij hoopt )
dich hôpsdehopen (jij hoopte )
dich houwsslaan (jij slaat )
dich houwsdeslaan (jij sloeg )
dich hudsdehooien (jij hooide )
dich hûfstillen (jij tilt )
dich hûfsdetillen (jij tilde )
dich huûrshoren (jij hoort )
dich huûrsdehoren (jij hoorde )
dich iêrseren (jij eert )
dich iêrsdeeren (jij eerde )
dich informeersinformeren (jij informeert )
dich informeersdeinformeren (jij informeerde )
dich insinnen (jij int )
dich insdeinnen (jij inde )
dich kaefskijven (jij keef )
dich kaekskijken (jij keek )
dich kaersvegen (jij veegt )
dich kaersdevegen (jij veegde )
dich kaksschreeuwen (jij schreeuwt )
dich karsdekaarten (jij kaartte )
dich kartskaarten (jij kaart )
dich keêsskiezen (jij kiest )
dich kenskennen (jij kent )
dich kensdekennen (jij kende )
dich keûsdekussen (jij kuste)
dich keûss ) kussen (jij kust )
dich kiefskijven (jij kijft )
dich kiekskijken (jij kijkt )
dich kikskikken (jij kikt )
dich kiksdekikken (jij kikte )
dich klagsklagen (jij klaagt )
dich klagsdeklagen (jij klaagde )
dich klampsklampen (jij klampt )
dich klampsdeklampen (jij klampte )
dich klapsklappen (jij klapt )
dich klapsdeklappen (jij klapte )
dich klemsklemmen (jij klemt )
dich klemsdeklemmen (jij klemde )
dich kletsdekletsen (jij kletste )
dich kletstkletsen (jij kletst )
dich klidsdekleden (jij kleedde )
dich kliksklikken (jij klikt )
dich kliksdeklikken (jij klikte )
dich klinksklinken (jij klinkt )
dich klitskleden (jij kleedt )
dich klômsklimmen (jij klom )
dich klonksklinken (jij klonk )
dich klooysklooien (jij klooit )
dich klooysdeklooien (jij klooide )
dich klopskloppen (jij klopt )
dich klopsdekloppen (jij klopte )
dich klufskloven (jij klooft )
dich klufsdekloven (jij kloofde )
dich klumsklimmen (jij klimt )
dich knaksknakken (jij knakte )
dich knaksdeknakken (jij knakt )
dich knapsknappen (jij knapt )
dich knapsdeknappen (jij knapte)
dich knausdekauwen (jij kauwde)
dich knauwskauwen (jij kauwt )
dich knélsknellen (jij knelt )
dich knëlsdeknellen (jij knelde )
dich knipsknippen (jij knipt )
dich knipsdeknippen (jij knipte )
dich knoatersmokken (jij mokt )
dich knoatersdemokken (jij mokte )
dich knoysknoeien (jij knoeit )
dich knoysdeknoeien (jij knoeide )
dich knupsknopen (jij knoopt )
dich knupsdeknopen (jij knoopte )
dich kôchskopen (jij kocht )
dich kokskoken (jij kookt )
dich koksdekoken (jij kookte )
dich kônskunnen (jij kunt )
dich kooskunnen (jij kon )
dich koôsskiezen (jij koos)
dich kopskoppen (jij kopt )
dich kopsdekoppen (jij kopte )
dich kraegskrijgen (jij kreeg )
dich kraegsontvangen (jij ontving )
dich krenkskrenken (jij krenkt )
dich krenksdekrenken (jij krenkte )
dich kriêgskrijgen (jij krijgt )
dich kriêgsontvangen (jij ontvangt )
dich krikskrikken (jij krikt )
dich kriksdekrikken (jij krikte )
dich krimpskrimpen (jij krimpt )
dich kroapskruipen (jij kroop )
dich krôchshoesten (jij hoest )
dich krômpskrimpen (jij kromp )
dich kroôchsdehoesten (jij hoestte )
dich kruupskruipen (jij kruipt )
dich kûmskomen (jij komt )
dich kupskopen (jij koopt )
dich kwamskomen (jij kwam )
dich kwelskwellen (jij kwelt )
dich kwelsdekwellen (jij kwelde )
dich laaslezen (jij las )
dich lâchslachen (jij lacht )
dich lâchsdelachen (jij lachte)
dich laekslijken (jij leek )
dich laeversleveren (jij levert )
dich laeversdeleveren (jij leverde )
dich laeyslijden (jij leed )
dich laeysverduren (jij verduurde )
dich lâgsleggen (jij legde )
dich lagsliggen (jij lag )
dich lâgs aafafleggen (jij legde af )
dich lâgs opopleggen (jij legde op )
dich lakslakken (jij lakte )
dich laksdelakken (jij lakt )
dich lalslallen (jij lalt )
dich lalsdelallen (jij lalde )
dich landslanden (jij landt )
dich landsdelanden (jij landde )
dich leepslopen (jij liep )
dich leetslaten (jij liet )
dich lefsleven (jij leeft )
dich lefsdeleven (jij leefde )
dich legsleggen (jij legt )
dich legs aafafleggen (jij legt af )
dich legs opopleggen (jij legt op )
dich lekslikken (jij likt )
dich leksdelikken (jij likte )
dich leysleiden (jij leidt )
dich leys aafafleiden (jij afleidt )
dich leys opopleiden (jij opleidt )
dich liekslijken (jij lijkt )
dich liërsleren (jij leert )
dich liërsdeleren (jij leerde )
dich liêslijden (jij lijdt )
dich liêyslijden (jij lijdt )
dich liêysverduren (jij verduurt )
dich ligsliggen (jij ligt )
dich loêstersluisteren (jij luistert )
dich loêstersdeluisteren (jij luisterde )
dich lokslokken (jij lokt )
dich loksdelokken (jij lokte )
dich loôgsliegen (jij loog )
dich looysladen (jij laaddde )
dich luiersluieren (jij luiert )
dich luiersdeluieren (jij luierde )
dich lupslopen (jij loopt )
dich luslezen (jij leest )
dich lutsladen (jij laadt )
dich lutslaten (jij laat )
dich luugsliegen (jij liegt )
dich luuysluiden (jij luidt )
dich maksmaken (jij maakt )
dich maksrepareren (jij repareert )
dich maks oêtdoven (jij dooft )
dich maksdemaken (jij maakte )
dich maksderepareren (jij repareerde )
dich maksde oêtdoven (jij doofde )
dich maldesmalen (jij maalde )
dich matsmeten (jij mat )
dich meêsdemissen (jij miste )
dich meêstmissen (jij mist )
dich ménsmenen (jij meent )
dich mensmennen (jij ment )
dich ménsdemenen (jij meende )
dich mensdemennen (jij mende )
dich mepdmeppen (jij mept )
dich mepsdemeppen (jij mepte )
dich merksmerken (jij merkt )
dich merksdemerken (jij merkte )
dich metsmeten (jij meet )
dich meysmaaien (jij maait )
dich meysdemaaien (jij maaide )
dich miskensmiskennen (jij miskent )
dich miskensdemiskennen (jij miskende )
dich moeksophemelen (jij hemelt op )
dich moeksdeophemelen (jij hemelde op )
dich môgsmogen (jij mocht )
dich moôsmoeten (jij moest )
dich mosmoeten (Jij moet..)
dich mûlsmalen (jij maalt )
dich namsnemen (jij nam )
dich nams aanaannemen (jij nam aan)
dich neesdeniezen (jij niesde )
dich neestniezen (jij niest )
dich nemsnemen (jij neemt )
dich nems aanaannemen (jij neemt aan )
dich neysnaaien (jij naait )
dich neysdenaaien (jij naaide )
dich nutsnodigen (jij nodigt )
dich nutsdenodigen (jij nodigde )
dich ogsogen (jij oogt )
dich ogsdeogen (jij oogde )
dich onderkensonderkennen (jij onderkent )
dich onderkensdeonderkennen (jij onderkende )
dich ontiêrsonteren (jij onteert )
dich ontiêrsdeonteren (jij onteerde )
dich ontkensontkennen (jij ontkent )
dich ontkensdeontkennen (jij ontkende )
dich ontkûmsontkomen (jij ontkomt )
dich ontkwamsontkomen (jij ontkwam )
dich ovverwinsoverwinnen (jij overwint )
dich ovverwônsoverwinnen (jij overwon )
dich paêspassen (jij past )
dich paes opoppassen (jij past op )
dich pedsesteppen (jij stepte )
dich peekspakken (jij pakte )
dich peêspassen (jij paste )
dich peêsplassen (jij plast )
dich pees opoppassen (jij paste op )
dich peêsdeplassen (jij plaste )
dich pêkspakken (jij pakt )
dich petssteppen (jij stept )
dich peûfspuffen (jij puft )
dich peûfsdepuffen (jij pufte )
dich pikspikken (jij pikt )
dich piksdepikken (jij pikte )
dich pinspinnen (jij pint )
dich pinsdepinnen (jij pinde )
dich pitspitten (jij pit )
dich pitsdepitten (jij pitte )
dich ploksplukken (jij plukte )
dich ploysplooien (jij plooit )
dich pluksplukken (jij plukt )
dich podseplanten (jij plantte )
dich pôtsplanten (jij plant )
dich prâdsdepraten (jij praatte )
dich praesprijzen (jij preest )
dich prakkezeerspiekeren (jij piekert )
dich prakkezeersdepiekeren (jij piekerde )
dich prâtspraten (jij praat )
dich priêsprijzen (jij prijst )
dich propsproppen (jij propt )
dich propsdeproppen (jij propte )
dich prufsproeven (jij proeft )
dich prufsdeproeven (jij proefde )
dich raegsrijgen (jij reeg )
dich raekensrekenen (jij rekent )
dich raekensderekenen (jij rekende )
dich raksraken (jij raakt )
dich raksderaken (jij raakte )
dich rapsrapen (jij raapt )
dich rapsderapen (jij raapte )
dich razelsbeven (jij beeft )
dich razelsdebeven (jij beefde )
dich reepsroepen (jij riep)
dich remsremmen (jij remt )
dich remsderemmen (jij remde )
dich rensrennen (jij rent )
dich rensderennen (jij rende )
dich reûrsroeren (jij roert)
dich reûrsderoeren (jij roerde )
dich riêgsrijgen (jij rijgt )
dich rieysrijden (jij rijdt )
dich roeisroeien (jij roeit )
dich roeisderoeien (jij roeide )
dich rôksroken (jij rookt )
dich rôksderoken (jij rookte )
dich rolsrollen (jij rolt )
dich rolsderollen (jij rolde )
dich rooisrooien (jij rooit )
dich rooisderooien (jij rooide )
dich rôôksruiken (jij rook )
dich rooysraden (jij ried )
dich rouwsrouwen (jij rouwt )
dich rouwsderouwen (jij rouwde )
dich ruilsruilen (jij ruilt )
dich ruilsderuilen (jij ruilde )
dich ruksrukken (jij rukt )
dich ruksderukken (jij rukte )
dich rulsstoeien (jij stoeit )
dich rulsdestoeien (jij stoeide )
dich rupsroepen (jij roept)
dich rutsraden (jij raadt )
dich ruuksruiken (jij ruikt )
dich ruumsruimen (jij ruimt )
dich ruums opopruimen (jij ruimt op )
dich ruumsderuimen (jij ruimde )
dich ruumsde opopruimen (jij ruimde op )
dich rösrusten (jij rust )
dich rösderusten (jij rustte )
dich sanikszeuren (jij zeurt )
dich saniksdezeuren (jij zeurde )
dich schamsschamen (jij schaamt )
dich schamsdeschamen (jij schaamde )
dich scharsschrapen (jij schraapt )
dich scharsdeschrapen (jij schraapte )
dich schatersschateren (jij schatert )
dich schatersdeschateren (jij schaterde )
dich schatsdeschaatsen (jij schaatste )
dich schatstschaatsen (jij schaatst )
dich scheis oêtstoppen (jij stopt )
dich schéls ) schillen (jij schilt )
dich schélsdeschillen (jij schilde )
dich schiksschikken (jij schikt )
dich schiksdeschikken (jij schikte )
dich schoefelsschoffelen (jij schoffelt )
dich schoefelsdeschoffelen (jij schoffelde )
dich schoisdeschooien (jij schooide )
dich scholdsschelden (jij schold )
dich scholds oêtuitschelden (jij schold uit )
dich schôôrsschuren (jij schuurt )
dich schôôrsdeschuren (jij schuurde )
dich schôôtsschieten (jij schoot )
dich schoysschooien (jij schooit )
dich schraefsschrijven (jij schreef )
dich schrauwsschreien (jij schreit )
dich schrauwsdeschreien (jij schreide )
dich schriêfsschrijven (jij schrijft )
dich schroebsschrobben (jij schrobt )
dich schroebsdeschrobben (jij schrobde )
dich schulds oêtuitschelden (jij scheldt uit )
dich schulsschelden (jij scheldt )
dich schûpsschoppen (jij schopt )
dich schûps opopscheppen ( jij schept op )
dich schûps opopscheppen (jij schept op )
dich schûpsdeschoppen (jij schopte )
dich schûpsde opopscheppen (jij schepte op )
dich schuutsschieten (jij schiet )
dich schuvershuiveren (jij huivert )
dich schuversdehuiveren (jij huiverde )
dich seûfssuffen (jij suft )
dich seûfsdesuffen (jij sufte )
dich seûs ) sussen (jij sust )
dich seûsdesussen (jij suste)
dich slaagsslagen (jij slaagt )
dich slaagsdeslagen (jij slaagde )
dich slabsmorsen (jij morst )
dich slabsdemorsen (jij morste)
dich slaepsslijpen (jij sleep)
dich slaetsslijten (jij sleet )
dich sleepsslapen (jij sliep )
dich slépsslepen (jij sleept )
dich slépsdeslepen (jij sleepte )
dich sliepsslijpen (jij slijpt )
dich slietsslijten (jij slijt )
dich sliksslikken (jij slikt )
dich sliksdeslikken (jij slikte )
dich slipsslippen (jij slipt )
dich slipsdeslippen (jij slipte )
dich sloetssluiten (jij sluit )
dich sloopsslopen (jij sloopt )
dich sloopssluipen (jij sloop )
dich sloopsdeslopen (jij sloopte )
dich sloôtssluiten (jij sloot )
dich slupsslapen (jij slaapt )
dich slurpsdeslurpen (jij slurpte )
dich sluupssluipen (jij sluipt )
dich slürpsslurpen (jij slurpt )
dich smaerssmerren (jij smeert )
dich smaersdesmerren (jij smeerde )
dich smaetssmijten (jij smeet )
dich smietssmijten (jij smijt )
dich smulssmullen (jij smult )
dich smulsdesmullen (jij smulde )
dich snaeyssnijden (jij sneed )
dich snapssnappen (jij snapt )
dich snapsdesnappen (jij snapte )
dich snaterssnateren (jij snatert )
dich snatersdesnateren (jij snaterde )
dich snauwssnauwen (jij snauwt )
dich snauwsdesnauwen (jij snauwde)
dich snieyssnijden (Jij snijdt )
dich snoefssnuiven (jij snuift )
dich snoepssnoepen (jij snoept )
dich snoepsdesnoepen (jij snoepte )
dich snoôfssnuiven (jij snoof )
dich snurkssnurken (jij snurkt )
dich snurksdesnurken (jij snurkte )
dich sopssoppen (jij sopt )
dich sopsdesoppen (jij sopte )
dich spadsspitten (jij spit )
dich spadsdespitten (jij spitte )
dich speensspannen (jij spande )
dich speeysbraken (jij braakt )
dich speeysdebraken (jij braakte )
dich speksspekken (jij spekt )
dich speksdespekken (jij spekte )
dich spénsspannen (jij spant )
dich spinsspinnen (jij spint )
dich spodsspoeden (jij spoedt )
dich spodsdespoeden (jij spoedde )
dich spôksspoken (jij spookt )
dich spôksdespoken (jij spookte )
dich spônsspinnen (jij spon )
dich spoôtsspuiten (jij spoot )
dich sproeissproeien (jij sproeit )
dich sproeisdesproeien (jij sproeide )
dich spûlsspelen (jij speelt )
dich spûlsdespelen (jij speelde)
dich sputsspuiten (jij spuit )
dich stakssteken (jij stak )
dich stampsstampen (jij stampt )
dich stampsdestampen (jij stampte )
dich stapsdestappen (jij stapt )
dich stapsdestappen (jij stapte )
dich steetsstoten (jij stiet )
dich stélsstellen (jij stelt )
dich stéls aanaanstellen (jij stelt aan )
dich stélsdestellen (jij stelde )
dich stëlsde aanaanstellen (jij stelde aan )
dich stemsstemmen (jij stemt )
dich stemsdestemmen (jij stemde )
dich sterkssterken (jij sterkt )
dich sterksdesterken (jij sterkte )
dich steurssturen (jij stuurt )
dich steursdesturen (jij stuurde )
dich stikssteken (jij steekt )
dich stiksstikken (jij stikt )
dich stiksdestikken (jij stikte )
dich stisstaan (jij staat )
dich stoafsstuiven (jij stoof )
dich stoksstoken (jij stookt )
dich stoksdestoken (jij stookte )
dich stômsstomen (jij stoomt )
dich stômsdestomen (jij stoomde )
dich stongsstaan (jij stond )
dich stoôfsstuiven (jij stoof )
dich stoôlsstelen (jij stal)
dich storfssterven (jij stierf)
dich straeksstrijken (jij streek )
dich straeysstrijden (jij streed )
dich stramelsstotteren (jij stottert )
dich stramelsdestotteren (jij stotterde )
dich straolsdestralen (jij straalde )
dich stréksstrekken (jij strekt )
dich streksdestrekken (jij strekte )
dich strieksstrijken (jij strijkt )
dich striêysstrijden (jij strijdt )
dich strômsstromen (jij stroomt )
dich strômsdestromen (jij stroomde )
dich strouwsstrooien (jij strooit )
dich strouwsdestrooien (jij strooide )
dich strupsstropen (jij stroopt )
dich strupsdestropen (jij stroopte)
dich stulsstelen (jij steelt )
dich sturfssterven (jij sterft )
dich stutsstoten (jij stoot )
dich stuufsstuiven (jij stuift )
dich tapstappen (jij tapt )
dich tapsdetappen (jij tapte)
dich teelstelen (jij teelt )
dich teelsdetelen (jij teelde )
dich teikenstekenen (jij tekent )
dich teikensdetekenen (jij tekende )
dich télstellen (jij telt )
dich télsdetellen (jij telde )
dich tikstikken (jij tikt )
dich tiksdetikken (jij tikte )
dich tipstippen (jij tipt )
dich tipsdetippen (jij tipte )
dich trékstrekken (jij trekt )
dich trilstrillen (jij trilt )
dich trilsdetrillen (jij trilde )
dich trimstrimmen (jij trimt )
dich trimsdetrimmen (jij trimde )
dich trokstrekken (jij trok )
dich trouwstrouwen (jij trouwt )
dich trouwsdetrouwen (jij trouwde )
dich tummerstimmeren (jij timmert)
dich tummersdetimmeren (jij timmerde )
dich tuursturen (jij tuurt )
dich tuursdeturen (jij tuurde )
dich twiefelstwijfelen (jij twijfelt )
dich twiefelsdetwijfelen (jij twijfelde )
dich veelsvallen (jij viel )
dich veêrsvieren (jij viert )
dich veersdevieren (jij vierde )
dich velsvallen (jij valt )
dich vengshangen (jij vangt )
dich vengsvangen (jij vangt )
dich verbiêysverbieden (jij verbiedt )
dich verbilsverbeelden (jij verbeeldt )
dich verbilsdeverbeelden (jij verbeeldde)
dich verboaysverbieden (jij verbood )
dich verborgsverbergen (jij verborg )
dich verbridsverbreden (jij verbreedt )
dich verbridsdeverbreden (jij verbreedde )
dich verburgsverbergen (jij verbergt )
dich verdâchsverdenken (jij verdacht )
dich verdeilsverdelen (jij verdeelt )
dich verdeilsdeverdelen (jij verdeelde )
dich verdrugsverdrogen (jij verdroogt )
dich verdrugsdeverdrogen (jij verdroogde )
dich verfsverven (jij verft )
dich verfsdeverven (jij verfde)
dich vergafsvergeven (jij vergaf )
dich vergatsvergeten (jij vergat )
dich vergeêsvergissen (jij vergist )
dich vergeesdevergissen (jij vergiste )
dich vergisvergaan (jij vergaat )
dich vergitsvergeten (Jij vergeet )
dich vergufsvergeven (jij vergeeft )
dich verhéngsverhangen (jij verhangt )
dich verheursverhuren (jij verhuurt )
dich verheursdeverhuren (jij verhuurde )
dich verhongsverhangen (jij verhing )
dich verhugsverhogen (jij verhoogt )
dich verhugsdeverhogen (jij verhoogde )
dich verhuûrsverhoren (jij verhoort )
dich verhuûrsdeverhoren (jij verhoorde )
dich veriêrsvereren (jij vereert )
dich veriêrsdevereren (jij vereerde )
dich verkensverkennen (jij verkent )
dich verkensdeverkennen (jij verkende )
dich verkôchsverkopen (jij verkocht )
dich verkupsverkopen (jij verkoopt )
dich verlâgsverleggen (jij verlegde )
dich verlangsverlangen (jij verlangt )
dich verlangsdeverlangen (jij verlangde )
dich verlegsverleggen (jij verlegt )
dich verleysverleiden (jij verleidt )
dich verliêgsverlagen (jij verlaagt )
dich verliêgsdeverlagen (jij verlaagde )
dich verliêrsverleren (jij verleert )
dich verliêrsdeverleren (jij verleerde )
dich verloorsverliezen (jij verloor )
dich verluusverliezen (jij verliest )
dich verrooysverraden (jij ried )
dich verrutsverraden (jij raadt )
dich verslaetsverslijten (jij versleet )
dich verslietsverslijten (jij verslijt )
dich verstisverstaan (jij verstaat )
dich verstoeksverstuiken (jij verstuikt )
dich verstoeksdeverstuiken (jij verstuikte )
dich verstongsverstaan (jij verstond )
dich vertélsvertellen (jij vertelt )
dich vertélsdevertellen (jij vertelde )
dich vertreksvertrekken (jij vertrekt )
dich vertroêwsvertrouwen (jij vertrouwt )
dich vertroêwsdevertrouwen (jij vertrouwde )
dich vertroksvertrekken (jij vertrok )
dich vertrouwsvertrouwen (jij vertrouwt )
dich vertrouwsdevertrouwen (jij vertrouwde )
dich vervelsvervelen (jij verveelt )
dich vervelsdevervelen (jij verveelde)
dich vervengsvervangen (jij vervangt )
dich vervongsvervangen (jij verving )
dich verwaersverweren (jij verweert )
dich verwaersdeverweren (jij verweerde )
dich verzinsverzinnen (jij verzint )
dich verzônsverzinnen (jij verzon )
dich verzoôchsverzoeken (jij verzoekte )
dich verzuksverzoeken (jij verzoekt )
dich verzurgsverzorgen (jij verzorgt )
dich verzurgsdeverzorgen (jij verzorgde )
dich verzwiksverzwikken (jij verzwikt )
dich verzwiksdeverzwikken (jij verzwikte )
dich veûchsvechten (jij vecht )
dich vingsvinden (jij vindt )
dich vitsvitten (jij vit )
dich vitsdevitten (jij vitte )
dich vleûgsvluchten (jij vlucht )
dich vleûgsdevluchten (jij vluchtte )
dich vlôksvloeken (jij vloekt )
dich vlôksdevloeken (jij vloekte )
dich vloôgsvliegen (jij vloog )
dich vluugsvliegen (jij vliegt )
dich vôchsvechten (jij vocht )
dich voetbalsvoetballen (jij voetbalt )
dich voetbalsdevoetballen (jij voetbalde )
dich vongshangen (jij ving )
dich vongsvangen (jij ving )
dich vongsvinden (jij vond )
dich vraefswrijven (jij wreef )
dich vratsvreten (jij vrat )
dich vriefswrijven (jij wrijft )
dich vritsvreten (jij vreet )
dich vroogsvragen (jij vroeg )
dich vroogs aafoverhoren (jij overhoorde )
dich vrudsewroeten (jij wroette )
dich vrugsvragen (jij vraagt )
dich vrugs aafoverhoren (jij overhoort )
dich vrutswroeten (jij wroet )
dich vulsvoelen (jij voelt )
dich vulsdevoelen (jij voelde )
dich vulsdevullen (jij vulde )
dich vülsvullen (jij vult )
dich wâchswachten (jij wacht )
dich wâchsdewachten (jij wachtte )
dich waekswijken (jij week )
dich waeswijzen (jij weest )
dich waestwassen (jij wast )
dich wagswagen (jij waagt )
dich wagsdewagen (jij waagde )
dich wâksdewaken (jij waakte )
dich wandelswandelen (jij wandelt )
dich wandelsdewandelen (jij wandelde )
dich warszijn (jij was )
dich weeswassen (jij waste)
dich weigersweigeren (jij weigert )
dich weigersdeweigeren (jij weigerde )
dich werkswerken (jij werkt )
dich werksdewerken (jij werkte )
dich wiekswijken (jij wijkt )
dich wiêswijzen (jij wijst )
dich wikswikken (jij wikt )
dich wiksdewikken (jij wikte )
dich wilswillen (jij wil )
dich winswinnen (jij wint )
dich wipswippen (jij wipt )
dich wipsdewippen (jij wipte )
dich witsweten (jij weet )
dich woakswaken (jij waakt )
dich wônswinnen (jij won )
dich wônswonen (jij woont )
dich wônsdewonen (jij woonde )
dich woôgswegen (jij woog )
dich woôsweten (jij wist )
dich wooyswillen (jij wou )
dich worfswerven (jij wierf)
dich wôrstelsworstelen (jij worstelt )
dich wôrstelsdeworstelen (jij worstelde )
dich wrikswrikken (jij wrikt )
dich wriksdewrikken (jij wrikte )
dich wugswegen (jij weegt )
dich wurfswerven (jij werft )
dich wursworden (jij wordt )
dich zachszeggen (jij zei )
dich zagszagen (jij zaagt )
dich zagszien (jij zag )
dich zagsdezagen (jij zaagde )
dich zatszitten (jij zat )
dich zêszeggen (jij zegt )
dich zeûgszuchten (jij zucht )
dich zeûgsdezuchten (jij zuchtte )
dich zeyszaaien (jij zaait )
dich zeysdezaaien (jij zaaide )
dich zingszingen (jij zingt )
dich zitszitten (jij zit )
dich zôngszingen (jij zong )
dich zoôchszoeken (jij zocht )
dich zoôgszuigen (jij zoog )
dich zoôpszuipen (jij zoop )
dich zukszoeken (jij zoekt )
dich zurgszorgen (jij zorgt )
dich zurgsdezorgen (jij zorgde)
dich zutszullen (jij zult )
dich zuugszuigen (jij zuigt )
dich zuupszuipen (jij zuipt )
dich zuuszien (jij ziet )
dich zûverszuiveren (jij zuivert )
dich zûversdezuiveren (jij zuiverde )
dich zuyszullen (jij zou )
dich zwaegszwijgen (jij zweeg )
dich zweefszweven (jij zweeft )
dich zweefsdezweven (jij zweefde )
dich zwelszwellen (jij zwelt )
dich zwemszwemmen (jij zwemt )
dich zwénkszwenken (jij zwenkt )
dich zwénksdezwenken (jij zwenkte )
dich zwetsdezwetsen (jij zwetste )
dich zwetstzwetsen (jij zwetst )
dich zweyszwaaien (jij zwaait)
dich zweysdezwaaien (jij zwaaide )
dich zwidsdezweten (Jij zweette )
dich zwiêgszwijgen (jij zwijgt )
dich zwitszweten (jij zweet )
dich zwolszwellen (jij zwol )
dich zwomszwemmen (jij zwom )
dich zworfszwerven (jij zwierf)
dich zwurfszwerven (jij zwerft )
dich öpensopenen (jij opent )
dich öpensdeopenen (jij opende )
dichfietsdefietsen (jij fietste )
dicht straolsstralen (jij straalt )
dicst stuursstoren (jij stoort )
dicst stuursdestoren (jij stoorde )
diekdik
diekedikke
dienje (bezittelijk vnw)
dienjouw
dindie
disch scheisde oêtstoppen (jij stopte )
doagunsdaarginds
dobbelsteindobbelsteen
dodskeêstdoodskist
doêddood
dôêfdoof
doêfduif
doêg ikdeugen (deug ik )
doêgde geeydeugen (deugde u )
doêgde ikdeugen (deugde ik )
doêgdesedeugen (deugde jij )
doêgendeugen
doêgsedeugen (deug jij )
doêgt geeydeugen (deugt u )
doêmduim
doemde geeyduimen (duimde u )
doemde ikduimen (duimde ik )
doemdeseduimen (duimde jij )
doêmenduimen
doemseduimen (duim jij )
doêsdoos
doew ikduwen (duw ik )
doewde geeyduwen (duwde u )
doewde ikduwen (duwde ik )
doewdeseduwen (duwde jij )
doewenduwen
doewseduwen (duw jij )
doewt geeyduwen (duwt u )
doeyegraeverdoodgraver
doêzendozen
doezendduizend
dommeneretekeer gaan met praten
DonderdigDonderdag
donderdigaovunddonderdagavond
donderdigmergendonderdagochtend
donderdigsdonderdags
dookdoek
doondoen
doôrliêrenstuderen
doorslaagvergiet
doow woorsworden (jij werd )
dorboôr ikdoorboren (doorboor ik )
dorboôrddoorboren (doorboord )
dorboôrde geeydoorboren (doorboorde u )
dorboôrde ikdoorboren (doorboorde ik )
dorboôrdesedoorboren (doorboorde jij )
dorboôrendoorboren
dorboôrsedoorboren (doorboor jij )
dorboôrt geeydoorboren (doorboort u )
dow / dichjij / je
dow hudshooien (jij hooit )
draâg ikdragen (draag ik )
draef ikdrijven (dreef ik )
draefsedrijven (dreef jij )
draeft geeydrijven (dreef u )
dragt geeydragen (draagt u )
dratskoffiedik
dreidrie
drei en dartigdrieëndertig
drei en twintigdrieëntwintig
drekonkruid
dreksbakvuilnisemmer
drey ikdraaien (draai ik )
dreyde geeydraaien (draaide u)
dreyde geeydraaien (draaide u )
dreyde ikdraaien (draaide ik )
dreydesedraaien (draaide jij )
dreyendraaien
dreysedraaien (draai jij )
dreyt geeydraaien (draait u )
driêhaastig
drie-esnel
drie-evlug
driêf ikdrijven (drijf ik )
driefsedrijven (drijf jij )
drieft geeydrijven (drijft u )
driêvendrijven
drinkesbakwaterbak in weiland
drinkglaasdrinkglas
drînksedrinken (drink je )
drînkt geeydrinken (drinkt u )
droêm ikdromen (droom ik )
droêmendromen
droêvendruiven
drômde geeydromen (droomde u )
drômde ikdromen (droomde ik )
drômdesedromen (droomde jij )
drômsedromen (droom jij )
drômt geeydromen (droomt u )
drônk geeydrinken (dronk u )
drônksedrinken (dronk je )
droog ikdragen (droeg ik )
droogsedragen (droeg jij )
droogt geeydragen (droeg u )
droôpdruipen (ik droop )
droôpsedruipen (droop jij )
droôpt geeydruipen (droop u )
drugde geeydrogen (droogt u )
drugdesedrogen (droogde jij )
drûgendrogen
drugsedragen (draag jij )
drugsedrogen (droog jij )
drugt geeydrogen (droogde u )
druk ikdrukken (druk ik )
drukde geeydrukken (drukte u )
drukde ikdrukken (drukte ik )
drukdesedrukken (drukte jij )
druksedrukken (druk jij )
drukt geeydrukken (drukt u )
druûgdroog
druûg ikdrogen (droog ik )
druûg ikdrogen (droogde ik )
druûgendrogen
druûpdruipen (ik druip )
druûpendruipen
druupsedruipen (druip jij )
druupt geeydruipen (druipt u )
drögde geeydrogen (droogde u )
drögsdesedrogen (droogde jij )
drögsedrogen (droog jij )
drögt geeydrogen (droogt u )
duddedooien (dooide)
dudelukduidelijk
dukdikwijls
dukvaak
dukskedoekje
dumpeldeuk
dun hoôfde tuin
dun Oaye PiêlHelenaveen
dupde geeydopen (doopte u )
dupde ikdopen (doopte ik )
dupdesedopen (doopte jij )
dupsedopen (doop jij )
dupt geeydopen (doopt u )
durf ikdurven (durf ik )
dûrfde geeydurven (durfde u )
dûrfde ikdurven (durfde ik )
dûrfdesedurven (durfde jij )
dûrfsedurven (durf jij )
dûrft geeydurven (durft u )
duskedoosje
dut utdooien (dooit het )
duûp ikdopen (doop ik )
duûpendopen
duusterdonker
duûvelduivel
duuyendooien
däch ikdenken (dacht ik )

E

eagersteneksters
EchelseInwoners van Echel
ederiêniedereen
eierkeestpakkist voor eiren
elderluk hoêsouderlijk huis
eldersouders
ellufelf
emusiemand
êngdeend

E

engdeinde
engelse sleutelbaco
erbaereaardbeien
erf ikerven (erf ik )
erfde geeyerven (erfde u)
erfde ikerven (erfde ik)
erfdeseerven (erfde jij)
erfseerven (erf jij)
erft geeyerven (erft u)
erken ikerkennen (erken ik )
erkenderkennen (erkend )
erkende geeyerkennen (erkende u )
erkende ikerkennen (erkende ik )
erkendeseerkennen (erkende jij )
erkenseerkennen (erken jij )
erkent geeyerkennen (erkent u )
ermarm
ermeluüsarmeluis
ermeuyarmoede
erste koffieontbijt
ét geeyeten (eet u )

E

etwiekeetuitje
evvelevenwel

F

feey dragtdragen (u draagt )
femieliefamilie
fibberwarifebruari
fibrewarifebruari
fieftigvijftig
fiëkeler of fiëkelvotvleier
fiets ikfietsen (fiets ik )
fiets ikfietsen (fietst ik )
fietsde geeyfietsen (fietst u )
fietsde geeyfietsen (fietste u )
fietsde ikfietsen (fietste ik )
fietsdesefietsen (fietste jij )
fietsefietsen (fiets jij )
fietsekarkefietswagentje
fietsendraegerbagagedrager (op fiets )
fietsendraegerfietsdrager
fietspaâdfietspad
fietspedjefietspaadje
fietst geeyfietsen (fietst u )
fijnleuk
fikskeeshond
firtigveertig
fistfeest
fledder ikvleien (vlei ik )
fledderde geeyvleien (vleide u )
fledderde ikvleien (vleide ik )
fledderdesevleien (vleide jij )
fledderenvleien
fleddersevleien (vlei jij )
fleddert geeyvleien (vleit u )
fleddervotvleikont
fliêstas
floôt geeyfluiten (floot u )
floôtsefluiten (floot jij )
florsmus
florsenhuismussen
flût geeyfluiten (fluit u )
flûtsefluiten (fluit jij )
foezelgoedkope jenever
fop ikfoppen (fop ik )
fopde geeyfoppen (fopte u)
fopde ikfoppen (fopte ik )
fopdesefoppen (fopte jij )
fopsefoppen (fop jij )
fopt geeyfoppen (fopt u )
fornuûsfornuis
friedigsvrijdags
fröbeljuffrouwkleuterjuffrouw

G

gaarsgerst
gaevengeven
gaey ikwieden (wied ik )
gaeyde ikwieden (wiedde ik )
gaeyenwieden
gaeyt geeywieden (wiedt u )
gafsegeven (gaf jij )
gaft geeygeven (gaf u )
gât geeygaan (gaat u )
gavelgaffel
gebaetgebit
gebaetenbijten (gebeten )
gebeldbellen (gebeld )
geblaaydbladeren (gebladerd )
geblaekenblijken (gebleken )
geblaevenblijven (gebleven )
gebleûstblussen (geblust )
gebliktblikken (geblikt )
gebloazenblazen (geblazen )
geblôdbloeden (gebloed )
gebloosdblozen (gebloosd )
geblûydbloeien (gebloeid )
geboeidboeien (geboeid )
geboekstboksen (gebokst )
geboetboeten (geboet )
geboetstbotsen (gebotst )
gebôgenbuigen (gebogen )
gebôktboeken (geboekt )
gebongenbinden (gebonden )
geboôrdboeren (geboerd)
geboôrdboren (geboord )
geborgenbergen (geborgen )
gebôrsteldborstelen (geborsteld )
gebouwdbouwen (gebouwd )
gebrandbranden (gebrand )
gebraoye petattegebakken aardappels
gebraoyenbraden (gebraden )
gebreidbreien (gebreid )
gebroekdesegebruiken (gebruikte je )
gebroêkengebruiken
gebroeksegebruiken (gebruik jij )
gebroêktgebruiken (gebruikt )
gebroekt geeygebruiken (gebruikt u )
gebrôkenbreken (gebroken )
gebrouwdbrouwen (gebrouwd )
gebruldbrullen (gebruld )
gebuktbukken (gebukt )
gebûkthuilen (gehuild )
gedâchdenken (gedacht )
gedânstdansen (gedanst )
geddesewieden (wied jij )
geddesewieden (wiede u )
gedeilddelen (gedeeld )
gedoandoen (gedaan )
gedoêgddeugen (gedeugd )
gedoemdduimen (geduimd )
gedoewdduwen (geduwd )
gedoog ikgedogen (gedoog ik )
gedoogdgedogen (gedoogd )
gedoogde geeygedogen (gedoogde u )
gedoogde ikgedogen (gedoogde ik )
gedoogdesegedogen (gedoogde jij )
gedoogsegedogen (gedoog jij )
gedoogt geeygedogen (gedoogt u )
gedraevendrijven (gedreven )
gedragendragen (gedragen )
gedreyddraaien (gedraaid )
gedrômddromen (gedroomd )
gedrônkendrinken (gedronken )
gedrôpendruipen (gedropen )
gedrugddrogen (gedroogd )
gedruktdrukken (gedrukt )
gedrögddrogen (gedroogd )
geduptdopen (gedoopt)
gedûrfddurven (gedurfd )
gee bezaatbezitten (u bezat )
gee zaatzitten (u zat )
geej (hebt geej...) jullie (hebben jullie...)
geej lâgt aafafleggen (u legde af )
geej legt aafafleggen (u legt af )
gêêrgierig
geërfderven (geërfd )
geestergisteren
geestermergengisterochtend
geet boetboeten (u boet )
geêt ikgieten (giet ik )
geeyU
geey aateten (u at )
geey baetbijten (u beet )
geey baktbakken (u bakt )
geey bedâchtbedenken (u bedacht )
geey bedenktbedenken (u bedenkt )
geey bedindebedienen (u bediende )
geey bedintbedienen (u bedient )
geey bedraeftbedrijven (u bedreef )
geey bedriêftbedrijven (u bedrijft )
geey bedrigtbedriegen (u bedriegt )
geey bedroôgtbedriegen (u bedroog )
geey beektbakken (u bakte )
geey begintbeginnen (u begint )
geey begoostbeginnen (u begon )
geey begraftbegraven (u begraaft )
geey begroôftbegraven (u begroef )
geey behâldebehalen (u behaalde )
geey behâltbehalen (u behaalt )
geey bekaektbekijken (u bekeek)
geey bekendebekennen (u bekende )
geey bekentbekennen (u bekent )
geey bekiektbekijken (u bekijkt)
geey belâgtbeleggen (u belegde )
geey beldebellen (u belde )
geey belde optelefoneren (u telefoneerde )
geey belefdebeleven (u beleefde )
geey beleftbeleven (u beleeft )
geey belegtbeleggen (u belegt )
geey beligtbeliegen (u beliegt )
geey belofdebeloven (u beloofde )
geey beloftbeloven (u belooft )
geey belôndebelonen (u beloonde )
geey belôntbelonen (u beloont )
geey beloôgtbeliegen (u beloog )
geey beltbellen (u belt )
geey belt optelefoneren (u telefoneert )
geey bemooytbemoeien (u bemoeit )
geey bemôydebemoeien (u bemoeide )
geey bepâldebepalen (u bepaalde )
geey bepâltbepalen (u bepaalt )
geey beramdeberamen (u beraamde )
geey beramtberamen (u beraamt )
geey bergtbergen (u bergt )
geey bestaeytbesteden (u besteedt )
geey betâldebetalen (u betaalde )
geey betâltbetalen (u betaalt )
geey betretbetreden (u betreedt )
geey bevristbevriezen (u bevriest )
geey bevroortbevriezen (u bevroor )
geey bewegtbewegen (u beweegt )
geey bewoôgtbewegen (u bewoog )
geey bezékdebelazeren (u belazerde )
geey bezéktbelazeren (u belazert )
geey bezintbezinnen (u bezint )
geey bezôntbezinnen (u bezon )
geey bezwaektbezwijken (u bezweek)
geey bezwiektbezwijken (u bezwijkt)
geey bietbijten (u bijt )
geey bingtbinden (u bindt )
geey blaaydebladeren (u bladerde )
geey blaaytbladeren (u bladert )
geey blaeftblijven (u bleef )
geey blaektblijken (u bleek )
geey blastblazen (u blaast )
geey bleûsdeblussen (u bluste)
geey bleûstblussen (u blust )
geey blieftblijven (u blijft )
geey bliektblijken (u blijkt )
geey blikdeblikken (u blikte )
geey bliktblikken (u blikt )
geey blinktblinken (u blinkt )
geey blôdtbloeden (u bloedt )
geey blonktblinken (u blonk )
geey bloosdeblozen (u bloosde)
geey bloostblozen (u bloost )
geey blûytbloeien (u bloeit )
geey boeddeboeten (u boette )
geey boeideboeien (u boeide )
geey boeitboeien (u boeit )
geey boeksdeboksen (u bokste )
geey boekstboksen (u bokst )
geey boetsdebotsen (u botste )
geey boetstbotsen (u botst )
geey bôkdeboeken (u boekte )
geey bôktboeken (u boekt )
geey bongtbinden (u bond )
geey boôgtbuigen (u boog )
geey boôrdeboeren (u boerde )
geey boôrdeboren (u boorde )
geey boôrtboeren (u boert)
geey boôrtboren (u boort )
geey borgtbergen (u borg )
geey bôrsteldeborstelen (u borstelde )
geey bôrsteltborstelen (u borstelt )
geey bouwdebouwen (u bouwde )
geey bouwtbouwen (u bouwt )
geey bradtbraden (u braadt )
geey braktbreken (u brak )
geey branddebranden (u brandde )
geey brandtbranden (u brandt )
geey breidebreien (u breide )
geey breitbreien (u breit )
geey brektbreken (u breekt )
geey brooytbraden (u braadde )
geey brouwdebrouwen (u brouwde )
geey brouwtbrouwen (u brouwt )
geey bruldebrullen (u brulde )
geey brultbrullen (u brult)
geey bugtbuigen (u buigt )
geey bukdebukken (u bukte )
geey bûkdehuilen (u huilde )
geey buktbukken (u bukt )
geey bûkthuilen (u huilt )
geey dâchtdenken (u dacht )
geey dânsdedansen (u danste )
geey dânstdansen (u danst )
geey deildedelen (u deelde )
geey deiltdelen (u deelt )
geey dénktdenken (u denkt )
geey diddoen (U deed )
geey doêgdedeugen (u deugde )
geey doêgtdeugen (u deugt )
geey doemdeduimen (u duimde )
geey doemtduimen (u duimt )
geey doewdeduwen (u duwde )
geey doewtduwen (u duwt)
geey dorboôrdedoorboren (u doorboorde )
geey dorboôrtdoorboren (u doorboort )
geey dotdoen (U doet )
geey draeftdrijven (u dreef )
geey dreydedraaien (u draaide )
geey dreytdraaien (u draait )
geey drieftdrijven (u drijft )
geey drînktdrinken (u drinkt )
geey drômdedromen (u droomde )
geey drômtdromen (u droomt )
geey drônkdrinken (u dronk )
geey droogtdragen (u droeg )
geey droôptdruipen (u droop )
geey drugdedrogen (u droogde )
geey drugtdrogen (u droogt )
geey drukdedrukken (u drukte )
geey druktdrukken (u drukt )
geey druuptdruipen (u druipt )
geey drögdedrogen (u droogde )
geey drögtdrogen (u droogt )
geey dupdedopen (u doopte )
geey duptdopen (u doopt )
geey dûrfdedurven (u durfde )
geey dûrftdurven (u durft )
geey erfdeerven (u erfde )
geey erfterven (u erft )
geey erkendeerkennen (u erkende )
geey erkenterkennen (u erkent )
geey éteten (u eet )
geey fietsdefietsen (u fietste )
geey fietstfietsen (u fietst )
geey fledderdevleien (u vleide )
geey fleddertvleien (u vleit )
geey floôtfluiten (u floot )
geey flûtfluiten (u fluit )
geey fopdefoppen (u fopte )
geey foptfoppen (u fopt )
geey gaftgeven (u gaf )
geey gâtgaan (u gaat )
geey gebroekdegebruiken (u gebruikte )
geey gebroektgebruiken (u gebruikt )
geey geddewieden (wiede jij )
geey gedoogdegedogen (u gedoogde )
geey gedoogtgedogen (u gedoogt )
geey geftgeven (u geeft )
geey gekdespotten (u spotte )
geey gektspotten (u spot )
geey genitgenieten (u geniet )
geey genoôtgenieten (u genoot )
geey getwieden (u wiedt )
geey gingtgaan (u ging )
geey gitgieten (u giet )
geey glidsdeuitglijden (u gleed uit )
geey glidstuitglijden (u glijdt uit )
geey glimtglimmen (u glimt )
geey glomtglimmen (u glom)
geey glufdegeloven (u geloofde )
geey gluftgeloven (u gelooft )
geey gluurdegluren (u gluurde )
geey gluurtgluren (u gluurt )
geey goôtgieten (u goot )
geey gôydegooien (u gooide )
geey gôytgooien (u gooit )
geey graaydegraaien (u graaide )
geey graaytgraaien (u graait )
geey graeptgrijpen (u greep )
geey graftgraven (u graaft )
geey greekdemopperen (u mopperde )
geey greektmopperen (u moppert )
geey grieptgrijpen (u grijpt )
geey grooftgraven (u groef )
geey grûydegroeien (u groeide )
geey grûytgroeien (u groeit )
geey hadhebben (u had )
geey hâldehalen (u haalde )
geey hâlthalen (u haalt )
geey handeldehandelen (u handelde )
geey handelthandelen (u handelt )
geey hangt opophangen (u hangt op )
geey hâthouden (u houdt )
geey hebthebben (u hebt )
geey heddeheten (u heet )
geey heddeheten (u heette )
geey heelthouden (u hield )
geey heildehelen (u heelde )
geey heilthelen (u heelt )
geey herdâchtherdenken (u herdacht )
geey herdenktherdenken (u herdenkt )
geey herkdeharken (u harkte )
geey herkendeherkennen (u herkende )
geey herkentherkennen (u herkent )
geey herktharken (u harkt )
geey heurdehuren (u huurde )
geey heurthuren (u huurt )
geey hôfdehoeven (u hoefde )
geey hôfthoeven (u hoeft )
geey hongt opophangen (u hing op )
geey hôpdehopen (u hoopte )
geey hôpthopen (u hoopt )
geey houwdeslaan (u sloeg )
geey houwtslaan (u slaat )
geey huddehooien (u hooide)
geey hudthooien (u hooit )
geey hûfdetillen (u tilde )
geey hûfttillen (u tilt )
geey huûrdehoren (u hoorde )
geey huûrthoren (u hoort )
geey iêrdeeren (u eerde )
geey iêrteren (u eert )
geey indeinnen (u inde )
geey informeerdeinformeren (u informeerde )
geey informeertinformeren (u informeert )
geey intinnen (u int )
geey kaeftkijven (u keef )
geey kaektkijken (u keek )
geey kaertvegen (u veegt )
geey kakdeschreeuwen (u schreeuwde)
geey kaktschreeuwen (u schreeuwt )
geey kardekaarten (u kaartte )
geey kartkaarten (u kaart )
geey keltsdekletsen (u kletste )
geey kendekennen (u kende )
geey kentkennen (u kent )
geey keûsdekussen (u kuste)
geey keûstkussen (u kust )
geey kieftkijven (u kijft )
geey kiektkijken (u kijkt )
geey kiestkiezen (u kiest )
geey kikdekikken (u kikte )
geey kiktkikken (u kikt )
geey klagdeklagen (u klaagde )
geey klagtklagen (u klaagt )
geey klampdeklampen (u klampte )
geey klamptklampen (u klampt )
geey klapdeklappen (u klapte )
geey klaptklappen (u klapt )
geey klemdeklemmen (u klemde )
geey klemtklemmen (u klemt )
geey kletstkletsen (u kletst )
geey klikdeklikken (u klikte )
geey kliktklikken (u klikt )
geey klinktklinken (u klinkt )
geey klitkleden (u kleedt )
geey klômtklimmen (u klom)
geey klonktklinken (u klonk )
geey klooydeklooien (u klooide )
geey klooytklooien (u klooit )
geey klopdekloppen (u klopte )
geey klufdekloven (u kloofde )
geey kluftkloven (U klooft )
geey klumtklimmen (u klimt )
geey knakdeknakken (u knakte )
geey knaktknakken (u knakt )
geey knapdeknappen (u knapte )
geey knaptknappen (u knapt )
geey knauwdekauwen (u kauwde )
geey knauwtkauwen (u kauwt )
geey knéldeknellen (u knelde )
geey knëltknellen (u knelt )
geey knipdeknippen (u knipte)
geey kniptknippen (u knipt )
geey knoaterdemokken (u mokte )
geey knoatertmokken (u mokt )
geey knoydeknoeien (u knoeide )
geey knoytknoeien (u knoeit )
geey knupdeknopen (u knoopte )
geey knuptknopen (u knoopt )
geey kôchtkopen (u kocht )
geey kokdekoken (u kookte )
geey koktkoken (u kookt )
geey kômtkomen (u komt )
geey kôntkunnen (U kunt )
geey koôstkiezen (u koos )
geey koostkunnen (u kon )
geey kopdekoppen (u kopte )
geey kôptmufferd
geey koptkoppen (u kopt )
geey kraegtkrijgen (u kreeg )
geey kraegtontvangen (u ontving )
geey krenkdekrenken (u krenkte )
geey krenktkrenken (u krenkt )
geey kriêgtkrijgen (u krijgt )
geey kriêgtontvangen (u ontvangt )
geey krikdekrikken (u krikte )
geey kriktkrikken (u krikt )
geey krimptkrimpen (u krimpt )
geey kroaptkruipen (u kroop )
geey krôchthoesten (u hoest )
geey kroeptkruipen (u kruipt )
geey krômptkrimpen (u kromp )
geey kroôchdehoesten (u hoestte )
geey kwamtkomen (u kwam )
geey kweldekwellen (u kwelde )
geey kweltkwellen (u kwelt )
geey laastlezen (u las )
geey lâchdelachen (u lachte )
geey lâchtlachen (u lacht )
geey laektlijken (u leek )
geey laeverdeleveren (u leverde )
geey laevertleveren (u levert )
geey laeytlijden (u leed )
geey laeytverduren (u verduurde )
geey lâgtleggen (u legde )
geey lagtliggen (u lag )
geey lâgt opopleggen (u legde op )
geey lakdelakken (u lakte )
geey laktlakken (u lakt )
geey laldelallen (u lalde )
geey laltlallen (u lalt )
geey landdelanden (u landde )
geey landtlanden (u landt )
geey latladen (u laadt )
geey lâtlaten (u laat )
geey leeptlopen (u liep )
geey leetlaten (u liet )
geey lefdeleven (u leefde )
geey leftleven (u leeft )
geey legtleggen (u legt )
geey legt opopleggen (u legt op )
geey lekdelikken (u likte )
geey lektlikken (u likt )
geey lestlezen (u leest )
geey leytleiden (u leidt )
geey leyt aafafleiden (u afleidt )
geey leyt opopleiden (u opleidt )
geey liektlijken (u lijkt )
geey liërdeleren (u leerde )
geey liêrtleren (u leert )
geey liêtlijden (u lijdt )
geey liêytlijden (u lijdt )
geey lieytverduren (u verduurt )
geey ligtliegen (u liegt )
geey ligtliggen (u ligt )
geey loêsterdeluisteren (u luisterde )
geey loêstertluisteren (u luistert )
geey lokdelokken (u lokte )
geey loktlokken (u lokt )
geey loôgtliegen (u loog )
geey looytladen (u laadde )
geey lôptlopen (u loopt )
geey luierdeluieren (u luierde )
geey luiertluieren (u luiert )
geey luuytluiden (u luidt )
geey makdemaken (u maakte )
geey makderepareren (u repareerde )
geey makde oêtdoven (u doofde )
geey maktmaken (u maakt )
geey maktrepareren (u repareert )
geey makt oêtdoven (U dooft )
geey maltmalen (u maalt )
geey matmeten (u mat )
geey meêsdemissen (u miste )
geey meêstmissen (u mist )
geey méndemenen (u meende )
geey mendemennen (u mende )
geey mentmennen (u ment )
geey mepdemeppen (u mepte )
geey meptmeppen (u mept )
geey merkdemerken (u merkte )
geey merktmerken (u merkt )
geey metmeten (u meet )
geey meydemaaien (u maaide )
geey meytmaaien (u maait )
geey miskendemiskennen (u miskende )
geey miskentmiskennen (u miskent )
geey moekdeophemelen (u hemelde op)
geey moektophemelen (u hemelt op )
geey môgtmogen (u mag )
geey moôstmoeten (u moest )
geey môtmoeten (U moet…)
geey namtnemen (u nam )
geey namt aanaannemen (u nam aan )
geey neesdeniezen (u niesde )
geey neestniezen (u niest )
geey nêmtnemen (u neemt )
geey nêmt aanaannemen (u neemt aan )
geey neydenaaien (u naaide )
geey neytnaaien (u naait )
geey nuddenodigen (u nodigde )
geey nutnodigen (u nodigt )
geey oêgtogen (u oogt )
geey ogdeogen (u oogde )
geey onderkendeonderkennen (u onderkende )
geey onderkentonderkennen (u onderkent )
geey onkômtontkomen (u ontkomt )
geey ontiêrdeonteren (u onteerde )
geey ontiêrtonteren (u onteert )
geey ontkendeontkennen (u ontkende )
geey ontkentontkennen (u ontkent )
geey ontkwamtontkomen (u ontkwam )
geey ovverwintoverwinnen (u overwint )
geey ovverwôntoverwinnen (u overwon )
geey paktpakken (u pakt )
geey pâstpassen (u past )
geey past opoppassen (u past op )
geey peddesteppen (u stepte )
geey peektpakken (u pakte )
geey peêsdeplassen (u plaste )
geey peêstpassen (u paste )
geey peêstplassen (u plast )
geey peest opoppassen (u paste op )
geey petsteppen (u stept )
geey peûfdepuffen (u pufte )
geey peûftpuffen (u puft )
geey pikdepikken (u pikte )
geey piktpikken (u pikt )
geey pindepinnen (u pinde )
geey pintpinnen (u pint )
geey ploydeplooien (u plooide)
geey ploytplooien (u plooit )
geey pluktplukken (u plukt )
geey pôtplanten (u plant )
geey prâddepraten (u praatte )
geey praestprijzen (u prees )
geey prakkezeerdepiekeren (u piekerde )
geey prakkezeertpiekeren (u piekert )
geey prâtpraten (u praat )
geey priestprijzen (u prijst )
geey propdeproppen (u propte )
geey prufdeproeven (u proefde )
geey pruftproeven (u proeft )
geey radtraden (u raadt )
geey raegtrijgen (u reeg )
geey raekenderekenen (u rekende )
geey raekentrekenen (u rekent )
geey raeytrijden (u reed )
geey raeytrijden (u rijdt )
geey rakderaken (u raakte )
geey raktraken (u raakt )
geey rapderapen (u raapte )
geey raptrapen (u raapt )
geey razeldebeven (u beefde )
geey razeltbeven (u beeft )
geey reeptroepen (u riep)
geey remderemmen (u remde )
geey remtremmen (u remt )
geey renderennen (u rende )
geey renderennen (u rende )
geey rentrennen (u rent )
geey reûrderoeren (u roerde )
geey reûrtroeren (u roert)
geey riêgtrijgen (u rijgt )
geey roeideroeien (u roeide )
geey roeitroeien (u roeit )
geey rôkderoken (u rookte )
geey rôktroken (u rookt )
geey rolderollen (u rolde )
geey roltrollen (u rolt )
geey rooiderooien (u rooide )
geey rooitrooien (u rooit )
geey rôôktruiken (u rook )
geey rooytraden (u ried )
geey roptroepen (u roept)
geey rouwderouwen (u rouwde )
geey rouwtrouwen (u rouwt )
geey ruilderuilen (u ruilde )
geey ruiltruilen (u ruilt )
geey rukderukken (u rukte )
geey ruktrukken (u rukt )
geey rulsdestoeien (u stoeide )
geey rulststoeien (u stoeit )
geey ruuktruiken (u ruikt )
geey ruumderuimen (u ruimde )
geey ruumde opopruimen (u ruimde op )
geey ruumtruimen (u ruimt )
geey ruumt opopruimen (u ruimt op )
geey rösderusten (u rustte )
geey röstrusten (u rust )
geey sanikdezeuren (u zeurde )
geey saniktzeuren (u zeurt )
geey schamdeschamen (u schaamde )
geey schamtschamen (u schaamt )
geey schardeschrapen (u schraapte )
geey schartschrapen (u schraapt )
geey schaterdeschateren (u schaterde )
geey schatertschateren (u schatert )
geey schatsdeschaatsen (u schaatste)
geey schatstschaatsen (u schaatst )
geey scheit oêtstoppen (u stopt )
geey schéldeschillen (u schilde )
geey scheldt oêtuitschelden (u scheldt uit )
geey scheyde oêtstoppen (u stopte )
geey schikdeschikken (u schikte )
geey schiktschikken (u schikt )
geey schitschieten (u schiet )
geey schoefeltschoffelen (u schoffelt )
geey schold oêtuitschelden (u schold uit )
geey schôôrdeschuren (u schuurde )
geey schôôrtschuren (u schuurt )
geey schôôtschieten (u schoot )
geey schoydeschooien (u schooide)
geey schoytschooien (u schooit )
geey schrauwdeschreien (u schreide )
geey schrauwtschreien (u schreit )
geey schriêftschrijven (u schrijft )
geey schroebdeschrobben (u schrobde )
geey schroebtschrobben (u schrobt )
geey schûpdeschoppen (u schopte )
geey schûpde opopscheppen (u schepte op )
geey schûptschoppen (u schopt )
geey schûpt opopscheppen (u schept op )
geey schuverdehuiveren (u huiverde )
geey schuverthuiveren (u huivert )
geey seûfdesuffen (u sufte )
geey seûftsuffen (u suft )
geey seûsdesussen (u suste)
geey seûstsussen (u sust )
geey slaagdeslagen (u slaagde )
geey slaagtslagen (u slaagt )
geey slabdemorsen (u morste )
geey slabtmorsen (u morst )
geey slaeptslijpen (u sleep )
geey slaetslijten (u sleet )
geey slaptslapen (u slaapt )
geey sleeptslapen (u sliep )
geey slépdeslepen (u sleepte )
geey sléptslepen (u sleept )
geey slieptslijpen (u slijpt )
geey slietslijten (u slijt )
geey slikdeslikken (u slikte )
geey sliktslikken (u slikt )
geey slipdeslippen (u slipte)
geey sliptslippen (u slipt )
geey sloetsluiten (u sluit )
geey sloopdeslopen (u sloopte )
geey slooptslopen (u sloopt )
geey sloôptsluipen (u sloop )
geey sloôtsluiten (u sloot )
geey slurpdeslurpen (u slurpte )
geey slúrptslurpen (u slurpt )
geey sluuptsluipen (u sluipt )
geey smaerdesmerren (u smeerde)
geey smaertsmerren (u smeert )
geey smaetsmijten (u smeet )
geey smietsmijten (u smijt )
geey smuldesmullen (u smulde )
geey smultsmullen (u smult)
geey snaeytsnijden (u sneed )
geey snapdesnappen (u snapte )
geey snaptsnappen (u snapt )
geey snaterdesnateren (u snaterde )
geey snatertsnateren (u snatert )
geey snauwdesnauwen (u snauwde )
geey snauwtsnauwen (u snauwt )
geey snieytsnijden (u snijdt )
geey snoeftsnuiven (u snuift )
geey snoepdesnoepen (u snoepte )
geey snoeptsnoepen (u snoept )
geey snurkdesnurken (u snurkte )
geey snurktsnurken (u snurkt )
geey sopdesoppen (u sopte )
geey soptsoppen (u sopt )
geey spaddespitten (u spitte )
geey spantspannen (u spant )
geey speentspannen (u spande )
geey speeydebraken (u braakte )
geey spekdespekken (u spekte)
geey spektspekken (u spekt )
geey spintspinnen (u spint )
geey spôdtspoeden (u spoedt )
geey spôkdespoken (u spookte )
geey spôktspoken (u spookt )
geey spôntspinnen (u spon )
geey spoôtspuiten (u spoot )
geey sproeidesproeien (u sproeide )
geey sproeitsproeien (u sproeit )
geey spûldespelen (u speelde )
geey spûltspelen (u speelt )
geey sputspuiten (u spuit )
geey staeltstelen (u steelt )
geey staktsteken (u stak )
geey stampdestampen (u stampte )
geey stamptstampen (u stampt )
geey stapdestappen (u stapt )
geey stapdestappen (u stapte )
geey stâtstaan (u staat )
geey steetstoten (u stiet )
geey stektsteken (u steekt )
geey stëldestellen (u stelde )
geey stéldestellen (u stelde )
geey stélde aanaanstellen (u stelde aan )
geey stëltstellen (u stelt )
geey stéltstellen (u stelt )
geey stëlt aanaanstellen (u stelt aan )
geey stemdestemmen (u stemde )
geey stemtstemmen (u stemt )
geey sterftsterven (u sterft )
geey sterkdesterken (u sterkte )
geey sterktsterken (u sterkt )
geey steurdesturen (u stuurde )
geey steurtsturen (u stuurt )
geey stikdestikken (u stikte )
geey stiktstikken (u stikt )
geey stoaftstuiven (u stoof )
geey stokdestoken (u stookte )
geey stoktstoken (u stookt )
geey stômdestomen (u stoomde )
geey stômtstomen (u stoomt )
geey stongtstaan (u stond )
geey stoôltstelen (u stal )
geey storftsterven (u stierf )
geey stôtstoten (u stoot )
geey straektstrijken (u streek )
geey straeytstrijden (u streed )
geey strameldestotteren (u stotterde )
geey strameltstotteren (u stottert )
geey straoldestralen (u straalde )
geey straoltstralen (u straalt )
geey strekdestrekken (u strekte )
geey strektstrekken (u strekt )
geey striektstrijken (u strijkt )
geey striêytstrijden (u strijdt )
geey strômdestromen (u stroomde )
geey strômtstromen (u stroomt )
geey strouwdestrooien (u strooide )
geey strouwtstrooien (u strooit )
geey strupdestropen (u stroopte )
geey struptstropen (u stroopt )
geey stuuftstuiven (u stuift )
geey stuurdestoren (u stoorde )
geey stuurtstoren (u stoort )
geey tapdetappen (u tapte )
geey tapttappen (u tapt)
geey teeldetelen (u teelde )
geey teelttelen (u teelt )
geey teikendetekenen (u tekende )
geey teikenttekenen (u tekent )
geey téldetellen (u telde )
geey télttellen (u telt )
geey tikdetikken (u tikte )
geey tikttikken (u tikt )
geey tipdetippen (u tipte)
geey tipttippen (u tipt )
geey trékttrekken (u trekt )
geey trildetrillen (u trilde )
geey trilttrillen (u trilt )
geey trimdetrimmen (u trimde )
geey trimttrimmen (u trimt )
geey trokttrekken (u trok )
geey trouwdetrouwen (u trouwde )
geey trouwttrouwen (u trouwt )
geey tummerttimmeren (u timmert )
geey tuurdeturen (u tuurde )
geey tuurtturen (u tuurt )
geey twiefeldetwijfelen (u twijfelde )
geey twiefelttwijfelen (u twijfelt )
geey valtvallen (u valt )
geey vangthangen (u vangt )
geey vangtvangen (u vangt )
geey vêchtvechten (u vecht )
geey veeltvallen (u viel )
geey veerdevieren (u vierde )
geey veertvieren (u viert )
geey verbergtverbergen (u verbergt )
geey verbieytverbieden (u verbiedt )
geey verbildeverbeelden (u verbeeldde )
geey verbiltverbeelden (u verbeeldt )
geey verboaytverbieden (u verbood )
geey verborgtverbergen (u verborg )
geey verbridtverbreden (u verbreedt )
geey verdâchtverdenken (u verdacht )
geey verdeildeverdelen (u verdeelde )
geey verdeiltverdelen (u verdeelt )
geey verdénktverdenken (u verdenkt )
geey verdrugdeverdrogen (u verdroogde )
geey verdrugtverdrogen (u verdroogt )
geey verfdeverven (u verfde )
geey verftverven (u verft )
geey vergaaftvergeven (u vergaf )
geey vergatvergeten (u vergat )
geey vergeesdevergissen (u vergiste )
geey vergeêstvergissen (u vergist )
geey vergeftvergeven (u vergeeft )
geey vergetvergeten (U vergeet )
geey verhangtverhangen (u verhangt )
geey verheurdeverhuren (u verhuurde )
geey verheurtverhuren (u verhuurt )
geey verhongverhangen (u verhing )
geey verhugdeverhogen (u verhoogde )
geey verhugtverhogen (u verhoogt )
geey verhuûrdeverhoren (u verhoorde )
geey verhuûrtverhoren (u verhoort )
geey veriêrdevereren (u vereerde )
geey veriêrtvereren (u vereert )
geey verkendeverkennen (u verkende )
geey verkentverkennen (u verkent )
geey verkôchtverkopen (u verkocht )
geey verkôptverkopen (u verkoopt )
geey verlâgtverleggen (u verlegde )
geey verlangdeverlangen (u verlangde )
geey verlangtverlangen (u verlangt )
geey verlegtverleggen (u verlegt )
geey verleytverleiden (u verleidt )
geey verliêgdeverlagen (u verlaagde )
geey verliêrdeverleren (u verleerde )
geey verliêrtverleren (u verleert )
geey verligtverlagen (u verlaagt )
geey verlistverliezen (u verliest )
geey verloortverliezen (u verloor )
geey verradtverraden (u raadt )
geey verrooytverraden (u ried )
geey verslaetverslijten (u versleet )
geey verslietverslijten (u verslijt )
geey verstâtverstaan (u verstaat )
geey verstoekdeverstuikken (u verstuikte )
geey verstoektverstuikken (u verstuikt )
geey verstongtverstaan (u verstond )
geey vertéldevertellen (u vertelde )
geey vertéltvertellen (u vertelt )
geey vertrektvertrekken (u vertrekt )
geey vertroêwdevertrouwen (u vertrouwde )
geey vertroêwtvertrouwen (u vertrouwt )
geey vertroktvertrekken (u vertrok )
geey vertrouwdevertrouwen (u vertrouwde )
geey vertrouwtvertrouwen (u vertrouwt )
geey vervaeltvervelen (u verveelt )
geey vervangtvervangen (u vervangt )
geey verveldevervelen (u verveelde )
geey vervongtvervangen (u verving )
geey verwaerdeverweren (u verweerde )
geey verwaertverweren (u verweert )
geey verzintverzinnen (u verzint )
geey verzôntverzinnen (u verzon )
geey verzoôchtverzoeken (u verzoekte )
geey verzuktverzoeken (u verzoekt )
geey verzurgdeverzorgen (u verzorgde )
geey verzurgtverzorgen (u verzorgt )
geey verzwikdeverzwikken (u verzwikte )
geey verzwiktverzwikken (u verzwikt )
geey vingtvinden (u vindt )
geey vleûgdevluchten (u vluchtte )
geey vleûgtvluchten (u vlucht )
geey vligtvliegen (u vliegt )
geey vligtvliegen (u vliegt )
geey vlôkdevloeken (u vloekte )
geey vlôktvloeken (u vloekt )
geey vloôgtvliegen (u vloog )
geey vlôôgtvliegen (u vloog )
geey vôchtvechten (u vocht )
geey voetbaldevoetballen (u voetbalde )
geey voetbaltvoetballen (u voetbalt )
geey vongthangen (u ving )
geey vongtvangen (u ving )
geey vongtvinden (u vond )
geey vraeftwrijven (u wreef )
geey vrâgtvragen (u vraagt )
geey vragt aafoverhoren (u overhoort )
geey vratvreten (u vrat )
geey vretvreten (u vreet )
geey vrieftwrijven (u wrijft )
geey vroogtvragen (u vroeg )
geey vroogt aafoverhoren (u overhoorde )
geey vruddewroeten (u wroette )
geey vrutwroeten (u wroet )
geey vuldevoelen (u voelde )
geey vuldevullen (u vulde )
geey vultvoelen (u voelt )
geey vultvullen (u vult )
geey wâchdewachten (u wachtte )
geey wâchtwachten (u wacht )
geey waektwijken (u week)
geey waestwijzen (u wees )
geey wagdewagen (u waagde )
geey wagtwagen (u waagt )
geey wâkdewaken (U waakte )
geey wandeldewandelen (u wandelde )
geey wandeltwandelen (u wandelt )
geey wartzijn (u was )
geey wâstwassen (u wast)
geey weestwassen (u waste )
geey wegtwegen (u weegt )
geey weigerdeweigeren (u weigerde )
geey weigertweigeren (u weigert )
geey werftwerven (u werft )
geey werkdewerken (u werkte)
geey werktwerken (u werkt )
geey wiektwijken (u wijkt)
geey wiestwijzen (u wijst )
geey wikdewikken (u wikte )
geey wiktwikken (u wikt )
geey wintwinnen (u wint )
geey wipdewippen (u wipte )
geey wiptwippen (u wipt )
geey witweten (U weet )
geey witweten (wist ik )
geey woaktwaken (U waakt )
geey wôndewonen (u woonde )
geey wôndewonen (woonde u )
geey wôntwinnen (u won )
geey wôntwonen (u woont )
geey woôgtwegen (u woog )
geey woortworden (u werd )
geey woôstweten (U wist )
geey worftwerven (u wierf )
geey wôrsteldeworstelen (u worstelde )
geey wôrsteltworstelen (u worstelt )
geey wrikdewrikken (u wrikte )
geey wriktwrikken (u wrikt )
geey zâchtzeggen (u zei )
geey zagdezagen (u zaagde )
geey zagtzagen (u zaagt )
geey zagtzien (u zag )
geey zêgtzeggen (u zegt )
geey zeûgdezuchten (u zuchtte )
geey zeûgtzuchten (u zucht )
geey zeydezaaien (u zaaide)
geey zeytzaaien (u zaait )
geey zietzijn (u bent )
geey zingtzingen (u zingt )
geey zitzien (u ziet )
geey zoeptzuipen (u zuipt )
geey zôngtzingen (u zong )
geey zoôchtzoeken (u zocht )
geey zoôgtzuigen (u zoog )
geey zoôptzuipen (u zoop )
geey zuktzoeken (u zoekt )
geey zurgdezorgen (u zorgde )
geey zurgtzorgen (u zorgt )
geey zutzullen (u zult )
geey zuugtzuigen (u zuigt )
geey zûverdezuiveren (u zuiverde )
geey zûvertzuiveren (u zuivert )
geey zuytzullen (u zou )
geey zwaegtzwijgen (u zweeg )
geey zweefdezweven (u zweefde )
geey zweeftzweven (u zweeft )
geey zweltzwellen (u zwelt )
geey zwemtzwemmen (u zwemt )
geey zwénkdezwenken (u zwenkte )
geey zwénktzwenken (u zwenkt )
geey zwerftzwerven (u zwerft )
geey zwetsdezwetsen (u zwetste )
geey zwetstzwetsen (u zwetst )
geey zweydezwaaien (u zwaaide )
geey zweytzwaaien (u zwaait )
geey zwiêgtzwijgen (u zwijgt )
geey zwitzweten (u zweet )
geey zwoltzwellen (u zwol )
geey zwomtzwemmen (u zwom )
geey zworftzwerven (u zwierf )
geey öpendeopenen (u opende )
geey öpentopenen (u opent )
gefietstfietsen ( gefietst )
gefietstfietsen (gefietst )
gefledderdvleien (gevleid )
geflôtenfluiten (gefloten)
gefoptfoppen (gefopt )
geft geeygeven (geeft u )
gegaeteneten (gegeten)
gegaevengeven (gegeven )
gegaeyenwieden (gewied )
gegektspotten (gespot )
geglitstuitglijden (uit gegleden )
geglommenglimmen (geglommen )
geglufdgeloven (geloofd )
gegluurdgluren (gegluurd )
gegoangaan (gegaan )
gegôtengieten (gegoten )
gegôydgooien (gegooid )
gegraaydgraaien (gegraaid )
gegraepengrijpen (gegrepen )
gegravengraven (gegraven )
gegreektmopperen (gemopperd )
gegrûydgroeien (gegroeid )
gehadhebben (gehad )
gehâldhalen (gehaald )
gehandeldhandelen (gehandeld )
gehangenhangen (gehangen )
geheildhelen (geheeld )
geherktharken (geharkt )
geheurdhuren (gehuurd )
gehoayenhouden (gehouden )
gehôfdhoeven (gehoeven )
gehôpthopen (gehoopt )
gehouwdslaan (geslagen)
gehudhooien (gehooid )
gehûfttillen (getild )
gehuûrdhoren (gehoord )
geïêrderen (geëerd )
geïndinnen (geïnd )
geinformeerdinformeren (geinformeerd )
geitenboekbok
gek ikspotten (spot ik )
gekaekenkijken (gekeken )
gekaerdvegen (geveegd )
gekaevenkijven (gekeven )
gekaktschreeuwen (geschreeuwd )
gekartkaarten (gekaart )
gekde ikspotten (spotte ik )
gekendkennen (gekend )
gekeûstkussen (gekust )
gekiktkikken (gekikt )
gekkenspotten
gekkenhoêspsychiatrische inrichting
geklâgdklagen (geklaagd )
geklamptklampen (geklampt )
geklaptklappen (geklapt )
geklemdklemmen (geklemd)
gekletstkletsen (gekletst )
geklidkleden (gekleed )
gekliktklikken (geklikt )
geklômmenklimmen (geklommen )
geklooydklooien (geklooid )
gekloptkloppen (geklopt )
geklufdkloven (gekloofd )
geknaktknakken (geknakt )
geknaptknappen (geknapt )
geknauwdkauwen (gekauwd )
geknéldknellen (gekneld )
gekniptknippen (geknipt )
geknoaterdmokken (gemokt )
geknoydknoeien (geknoeid )
geknuptknopen (geknoopt )
gekoamenkomen (gekomen )
gekôchkopen (gekocht )
gekoktkoken (gekookt )
gekoostkunnen (gekund )
gekoptkoppen (gekopt )
gekôzenkiezen (gekozen )
gekraegenkrijgen (gekregen )
gekraegenontvangen (ontvangen )
gekrenktkrenken (gekrenkt)
gekriktkrikken (gekrikt )
gekrômpenkrimpen (gekrompen )
gekroôchhoesten (gehoest )
gekrôpenkruipen (gekropen )
gekrujekruiden
geksespotten (spot jij )
gekt geeyspotten (spot u )
gekweldkwellen (gekweld )
gelachenlachen (gelachen )
gelaegenliggen (gelegen )
gelaekenlijken (geleken )
gelaeverdleveren (geleverd )
gelaeyenlijden (geleden)
gelaeyenverduren (verduurd )
gelaezenlezen (gelezen )
gelâgleggen (gelegd )
gelaktlakken (gelakt )
gelaldlallen (gelald )
gelandlanden (geland )
gelayenladen (geladen )
gelefdleven (geleefd )
gelektlikken (gelikt )
geleydleiden (geleid )
geliêkgelijk
geliërdleren (geleerd )
geliêrdewetenschapper
gelinkweiafsrastering
gelinkpoalweipaal
geloatenlaten (gelaten )
geloêsterdluisteren (geluisterd )
gelôgenliegen (gelogen )
gelôkkenlukken (gelukt )
geluierdluieren (geluierd )
geluûdgeluid
geluuvengeloven
geluuydluiden (geluid )
gemaetenmeten (gemeten )
gemaktmaken (gemaakt )
gemaktrepareren (gerepareerd )
gemalenmalen (gemalen )
gemeêstmissen (gemist )
geméndmenen (gemeend )
gemendmennen (gemend )
gemenkgemeente
gemeptmeppen (gemept )
gemerktmerken (gemerkt )
gemeydmaaien (gemaaid )
gemoektophemelen (opgehemeld)
gemôgdmogen (gemogen )
gemoôstmoeten (gemoeten )
genaezengenezen
geneestniezen (geniesd )
geneetengenieten
geneydnaaien (genaaid )
genitsegenieten (geniet jij )
genogvoldoende
genômennemen (genomen )
genoôt geeygenieten (genoot u )
genoôt ikgenieten (genoot ik )
genoôtsegenieten (genoot jij )
genôtengenieten (genoten )
genudnodigen (genodigd )
gepaktpakken (gepakt )
gepâstpassen (gepast )
gepeestplassen (geplast )
gepetsteppen (gestept )
gepeûftpuffen (gepuft )
gepiktpikken (gepikt )
gepindpinnen (gepind )
gepitpitten (gepit )
geplokkenplukken (geplukt )
geploydplooien (geplooid )
gepôtplanten (geplant )
geprâdpraten (gepraat )
gepraezenprijzen (geprezen )
geprakkezeerdpiekeren (gepiekerd )
geprektgepreekt
geproptproppen (gepropt )
geprufdproeven (geproefd )
geraegenrijgen (geregen )
geraekendrekenen (gerekend )
geraeyenrijden (gereden )
geraktraken (geraakt )
geraptrapen (geraapt )
gerazeldbeven (gebeefd )
gerdienegordijnen
geremdremmen (geremd )
gerendrennen (gerend )
gereûrdroeren (geroerd)
gerfgarve
geroayenraden (geraden )
geroeidroeien (geroeid )
gerôkenruiken (geroken )
gerôktroken (gerookt )
geroldrollen (gerold )
gerooidrooien (gerooid )
geropenroepen (geroepen)
gerouwdrouwen (gerouwd )
geruildruilen (geruild )
geruktrukken (gerukt )
gerulsdstoeien (gestoeid )
gerökde schenkgerookte ham
geröstrusten (gerust )
gesaniktzeuren (gezeurd )
geschardschrapen (geschraapt )
geschaterdschateren (geschaterd )
geschatstschaatsen (geschaatst )
geschéldschillen (geschild )
geschiktschikken (geschikt )
geschoefeldschoffelen (geschoffeld )
gescholdenschelden (gescholden )
geschôôrdschuren (geschuurd )
geschôtenschieten (geschoten )
geschoydschooien (geschooid )
geschptschoppen (geschopt )
geschraevenschrijven (geschreven )
geschrauwdschreien (geschreid )
geschroebdschrobben (geschrobd )
geschuverdhuiveren (gehuiverd )
geseûftsuffen (gesuft )
geseûstsussen (gesust )
geslaagdslagen (geslaagd )
geslabdmorsen (gemorst )
geslaepenslijpen (geslepen)
geslaetenslijten (gesleten )
gesléptslepen (gesleept )
gesliktslikken (geslikt )
gesliptslippen (geslipt )
gesloapenslapen (geslapen )
geslooptslopen (gesloopt )
geslôpensluipen (geslopen )
geslôtensluiten (gesloten)
gesmaerdsmerren (gesmeerd )
gesmaetensmijten (gesmeten )
gesmuldsmullen (gesmuld )
gesnaeyensnijden (gesneden
gesnaptsnappen (gesnapt )
gesnaterdsnateren (gesnaterd )
gesnauwdsnauwen (gesnauwd )
gesnoeptsnoepen (gesnoept )
gesnôvensnuiven (gesnoven )
gesnurktsnurken (gesnurkt )
gesoptsoppen (gesopt )
gespadspitten (gespit )
gespannenspannen (gespannen)
gespeeydbraken (gebraakt )
gespektspekken (gespekt)
gespôdspoeden (gespoed )
gespôktspoken (gespookt )
gespônnenspinnen (gesponnen )
gespôtenspuiten (gespoten )
gesproeidsproeien (gesproeid )
gespûldspelen (gespeeld )
gestamptstampen (gestampt )
gestaptstappen (gestapt )
gestéldstellen (gesteld )
gestemdstemmen (gestemd )
gesterktsterken (gesterkt )
gesteurdsturen (gestuurd )
gestiktstikken (gestikt )
gestoanstaan (gestaan )
gestoavenstuiven (gestoven )
gestoêtenstoten (gestoten )
gestôkensteken (gestoken )
gestoktstoken (gestookt )
gestôlenstelen (gestolen )
gestômdstomen (gestoomd )
gestôrvensterven (gestorven)
gestôvenstuiven (gestoven )
gestraekenstrijken (gestreken )
gestraeyenstrijden (gestreden)
gestrameldstotteren (gestotterd )
gestraoldstralen (gestraald )
gestrektstrekken (gestrekt )
gestrômdstromen (gestroomd )
gestrouwdstrooien (gestrooid )
gestruptstropen (gestroopt )
gestuurdstoren (gestoord )
getapttappen (getapt )
geteeldtelen (geteeld )
geteikendtekenen (getekend )
getéldtellen (geteld )
gêtengieten
getikttikken (getikt )
getipttippen (getipt )
getrildtrillen (getrild )
getrokkentrekken (getrokken )
getrouwdtrouwen (getrouwd )
getummerdtimmeren (getimmerd )
getuugpaardentuig
getuurdturen (getuurd )
getwiefeldtwijfelen (getwijfeld )
geutsteingootsteen
gevaersvoertuigen
gevallenvallen (gevallen )
gevangenvangen (gevangen )
geveêrdvieren (gevierd )
geverdeildverdelen (verdeeld )
geverfdverven (geverfd )
geverzwiktverzwikken (geverzwikt )
gevitvitten (gevit )
gevleûgdvluchten (gevlucht )
gevlôgenvliegen (gevlogen )
gevlôktvloeken (gevloekt )
gevôchtenvechten (gevochten )
gevoetbaldvoetballen (gevoetbald )
gevongenvinden (gevonden )
gevraetenvreten (gevreten)
gevraevenwrijven (gewreven )
gevreechgewricht
gevrutwroeten (gewroet )
gevuldvoelen (gevoeld )
gevuldvullen (gevuld)
gewâchwachten (gewacht )
gewaekenwijken (geweken )
gewaergeweer
gewaezenwijzen (gewezen )
gewagdwagen (gewaagd )
gewandeldwandelen (gewandeld )
gewâssenwassen (gewassen )
geweêchgewicht
geweigerdweigeren (geweigerd )
gewerktwerken (gewerkt )
gewêstzijn (geweest )
gewiktwikken (gewikt )
gewîldwillen (gewild )
gewiptwippen (gewipt )
gewoaerenworden (geworden )
gewoaktwaken (gewaakt )
gewôgenwegen (gewogen )
gewôndwonen (gewoond )
gewonlukgewoonlijk
gewônnenwinnen (gewonnen )
gewôrsteldworstelen (geworsteld )
gewôrvenwerven (geworven)
gewriktwrikken (gewrikt )
gey bloostblazen (u blies )
gey werdtworden (u wordt )
gey werdtworden (wordt u )
GeystereGeijsteren
gezâchgezegd
gezaetenzitten (gezeten )
gezâgdzagen (gezaagd )
gezeênzien (gezien )
gezeûgdzuchten (gezucht )
gezeydzaaien (gezaaid )
gezôgenzuigen (gezogen )
gezôngenzingen (gezongen )
gezonkgezond
gezoôchzoeken (gezocht )
gezôpenzuipen (gezopen )
gezûverdzuiveren (gezuiverd )
gezwaegenzwijgen (gezwegen )
gezweefdzweven (gezweefd )
gezwénktzwenken (gezwenkt)
gezwetstzwetsen (gezwetst )
gezweydzwaaien (gezwaaid )
gezwitzweten (gezweet )
gezwollenzwellen (gezwollen )
gezwommenzwemmen (gezwommen )
gezwôrvenzwerven (gezworven)
geögdogen (geoogd )
geöpendopenen (geopende)
ging ikgaan (ging ik )
gingsegaan (ging jij )
gingt geeygaan (ging u )
gisgaan (jij gaat )
gissegaan (ga jij )
gistraovundgisteravond
git geeygieten (giet u )
glaâsglas
glidst geeyuitglijden (glijdt u uit )
glim ikglimmen (glim ik )
glimseglimmen (glim jij )
glimt geeyglimmen (glimt u )
glits ikuitglijden (glijd ik uit )
glitsde geeyuitglijden (gleed u uit )
glitsde ikuitglijden (gleed ik uit )
glitsdeseuitglijden (gleed jij uit )
glitseuitglijden (glijd jij uit)
glitsenuitglijden
glom ikglimmen (glom ik )
glomseglimmen (glom jij )
glomt geeyglimmen (glom u )
glufde geeygeloven (geloofde u )
glufsdesegeloven (geloofde jij )
glufsegeloven (geloof jij )
gluft geeygeloven (gelooft u )
gluur ikgluren (gluur ik )
gluurde geeygluren (gluurde u )
gluurdesegluren (gluurde jij )
gluursegluren (gluur jij )
gluurt geeygluren (gluurt u )
goangaan
goijga
gonsigaovendwoensdagavond
GonzigWoensdag
gonzigaovundwoensdagavond
gonzigmergenwoensdagochtend
goodgoed
goôt geeygieten (goot u )
goôt ikgieten (goot ik )
goôtsegieten (goot jij )
gôy ikgooien (gooi ik )
gôyde geeygooien (gooide u )
gôydesegooien (gooide jij )
goyekoêpgoedkoop
gôyengooien
gôysegooien (gooi jij )
gôyt geeygooien (gooit u )
graafgreppel
graafsloot
graaf vaegensloot vegen
graasgras
GraashokseInwoners van Grashoek
GraashoôkGrashoek
graasmeschiêngrasmaaier
graay ikgraaien (graai ik )
graayde geeygraaien (graaide u)
graayde geeygraaien (graaide u )
graayde ikgraaien (graaide ik )
graaydesegraaien (graaide jij )
graaysegraaien (graai jij )
graayt geeygraaien (graait u )
graepsegrijpen ( greep jij )
graept geeygrijpen (greep u )
greek ikmopperen (mopper ik )
greekde geeymopperen (mopperde u )
greekde ikmopperen (mopperde ik )
greekdesemopperen (mopperde jij )
greekpensmopperaar
greeksemopperen (mopper jij )
greekt geeymopperen (moppert u )
grêkenmopperen
greûngroen
GrewvoarsGrubbenvorst
griêpengrijpen
griepsegrijpen (grijp jij )
griept geeygrijpen (grijpt u )
grindwaegverharde weg
gripmestgoot
groêtgroot
groêteldersgrootouders
gronkgrond
groofsegraven (groef jij )
grooft geeygraven (groef u )
grotmoderoma
grotvaderopa
GrubbevôrsGrubbenvorst
grutstrots
grûyde geeygroeien (groeide u )
grûyengroeien
grûysdesegroeien (groeide jij )
grûysegroeien (groei jij )
grûyt geeygroeien (groeit u)
gufsegeven (geef jij )
guutsegieten (giet jij )

H

haal ikhalen (haal ik )
haard of vriêdhard (in hardheid )
had geeyhebben (had u )
hâd geeyhouden (houdt u )
hadsehebben (had je )
HaegelsumHegelsom
HaegelsumseInwoners van Hegelsom
HaeleHaelen
hâlde geeyhalen (haalde u )
hâlde ikhalen (haalde ik)
hâldesehalen (haalde jij )
half zoveulDe helft
hâlsehalen (haal jij )
hâlt geeyhalen (haalt u)
handel ikhandelen (handel ik )
handelde geeyhandelen (handelde u )
handelde ikhandelen (handelde ik )
handeldesehandelen (handelde jij )
handelsehandelen (handel jij )
handelt geeyhandelen (handelt u )
hang ik opophangen (hang ik op )
hangdhanden
hangt geey opophangen (hangt u op )
hankhand
hankvaegerveger
hausenhandschoenen
hedde ikheten (heette ik )
heddeseheten (heette jij )
heejhier
heelsehouden (hield jij )
heelt geeyhouden (hield u )
heey maldemalen (u maalde )
heey vrugtvragen (hij vraagt )
heil ikhelen (heel ik )
heilde geeyhelen (heelde u )
heilde ikhelen (heelde ik )
heildesehelen (heelde jij )
heilenhelen
heilsehelen (heel jij )
heilt geeyhelen (heelt u )
hêit ikheten (heet ik )
hêitenheten
hekselhaksel
hekselmeschiënhakselaar
hêlhard (volume / snelheid )
HeldeHelden
HeldeseInwoners van Helden
helfterhoofdstel
hélopluidop
helsehouden (hou jij )
hemtrokwinterhemd
hengse opophangen (hang jij op )
hennekelkippenhandelaar
hennekuuykippenhok
hennenkippen
hennenboorpluimveehouder
hennendroadkippengaas
herdâchherdenken (herdacht )
herdâch ikherdenken (herdacht ik )
herdâchseherdenken (herdacht jij)
herdâcht geeyherdenken (herdacht u )
herdenk ikherdenken (herdenk ik )
herdenkseherdenken (herdenk jij )
herdenkt geeyherdenken (herdenkt u )
herk ikharken (hark ik )
herkde geeyharken (harkte u )
herkde ikharken (harkte ik )
herkdeseharken (harkte jij )
herkenharken
herken ikherkennen (herken ik )
herkendherkennen (herkend )
herkende geeyherkennen (herkende u )
herkende ikherkennen (herkende ik )
herkendeseherkennen (herkende jij )
herkenseherkennen (herken jij )
herkent geeyherkennen (herkent u )
herkseharken (hark jij )
herkt geeyharken (harkt u )
hessehebben (heb je )
hét geeyheten (heet u )
hét geeyheten (heette u )
hétseheten (heet jij )
heur ikhuren (huur ik )
heurde geeyhuren (huurde u )
heurdesehuren (huurde jij )
heurenhuren
heursehuren (huur jij )
heurt geeyhuren (huurt u )
hieèpkapmes
hiel sjoënheel mooi
hieringharing
hijjerhierheen
hinkenhinkelen
HisKnieholte
hissenknieholtes
hoapenhopen
hoay ikhouden (hou ik )
hoayenhouden
hoêfiêzerhoefijzer
hoêphoop (hoeveelheid )
hoêshuis
hoêswoning
hoeshaldgezin
hôfde geeyhoeven (hoefde u )
hôfdesehoeven (hoefde jij )
hôfsehoeven (hoef jij )
hôft geeyhoeven (hoeft u )
hoijetot ziens
hommelendonderen (bij onweer )
hommelschooronweersbui
hong ik opophangen (hing ik op )
hongerdhonderd
hongerd en iênhonderdeneen
hongse opophangen (hing je op )
hongt geey opophangen (hing u op )
hônkhond
honkskuuyhondenhok
hoôftuin
hôpde geeyhopen (hoopte U )
hôpdesehopen (hoopte jij )
hôpsehopen (hoop jij )
hôpt geeyhopen (hoopt u )
HôrsHorst
HôsterseInwoners van Horst
HoutblirrikHoutblerick
houtsnammelshoutspaanders
houw ikslaan (sla ik )
houwde geeyslaan (sloeg u )
houwde ikslaan (sloeg ik )
houwdeseslaan (sloeg jij )
houwenslaan
houwseslaan (sla jij )
houwt geeyslaan (slaat u )
hôvenhoeven
hudde geeyhooien (hooide u )
hudde ikhooien (hooide ik )
huddesehooien (hooide jij )
hudsehooien (hooi jij )
hudt geeyhooien (hooit u )
hûfde geeytillen (tilde u )
huffentillen
hûfsdesetillen (tilde jij )
hûfsetillen (til jij )
hûft geeytillen (tilt u )
hugselsopzetstukken voor silo
hukskehoekje
hungdhonden
huûr ikhoren (hoor ik )
huûrde geeyhoren (hoorde u )
huûrde ikhoren (hoorde ik )
huûrdesehoren (hoorde jij )
huûrenhoren
huûrsehoren (hoor jij )
huûrt geeyhoren (hoort u )
huuyhooi
huuy ikhooien (hooi ik )
huuyenhooien
huuyschelfhooizolder

I

iêlendellende
iênéen
iên en dartigeenendertig
iên en naegetigeenennegentig
iên en saevetigeenenzeventig
iên en sestigeenenzestig
iên en tachetigeenentachtig
iên en twintigeenentwintig
Iên en vieftigeenenvijftig
iên en virtigeenenveertig
iêr ikeren (eer ik )
iêrde geeyeren (eerde u )
iêrde ikeren (eerde ik )
iêrdeseeren (eerde jij )
iêreneren
iêrgeestereergisteren
iêrlooseerloos
iêrseeren (eer jij )
iêrt geeyeren (eert u )
iêrvôleervol
iësijs
iêskeijsje
iêzerijzer
ik aateten (ik at )
ik aeteten (ik eet )
ik baetbijten (ik beet )
ik bakbakken (ik bak )
ik bedâchbedenken (ik bedacht )
ik bedeenbedienen (ik bedien )
ik bedenkbedenken (ik bedenk )
ik bedindebedienen (ik bediende )
ik bedraefbedrijven (ik bedreef )
ik bedreegbedriegen (ik bedrieg )
ik bedriêfbedrijven (ik bedrijf )
ik bedroôgbedriegen (Ik bedroog )
ik beêkbakken (ik bakte )
ik beginbeginnen (ik begin )
ik begoosbeginnen (ik begon )
ik behaalbehalen (ik behaal )
ik behâldebehalen (ik behaalde )
ik bekaekbekijken (ik bekeek )
ik bekenbekennen (ik beken )
ik bekiêkbekijken (ik bekijk)
ik belbellen (ik bel )
ik bel optelefoneren (ik telefoneer )
ik belaefbeleven (ik beleef )
ik belâgbeleggen (ik belegde )
ik beldebellen (ik belde )
ik belde optelefoneren (ik telefoneerde )
ik beleegbeliegen (ik belieg )
ik belefdebeleven (ik beleefde )
ik belegbeleggen (ik beleg )
ik beloênbelonen (ik beloon )
ik belofdebeloven (Ik beloofde )
ik belôndebelonen (ik beloonde )
ik beloôfbeloven (ik beloof )
ik beloôgbeliegen (ik beloog )
ik bemooybemoeien (ik bemoei )
ik bemôydebemoeien (ik bemoeide )
ik bepaalbepalen (ik bepaal )
ik bepâldebepalen (ik bepaalde )
ik beraamberamen (ik beraam )
ik beramdeberamen (ik beraamde )
ik bergbergen (ik berg )
ik bestaeybesteden (ik besteed )
ik bestaeydebesteden (ik besteedde )
ik betaalbetalen (ik betaal )
ik betâldebetalen (ik betaalde )
ik betraeybetreden (ik betreed )
ik betrooybetreden (ik betrad )
ik beûkhuilen (ik huil )
ik bevreesbevriezen (ik bevries )
ik bevroorbevriezen (ik bevroor )
ik bewaegbewegen (ik beweeg )
ik bewoôgbewegen (ik bewoog )
ik bezaâtbezitten (ik bezat )
ik bezeikbelazeren (ik belazer )
ik bezékdebelazeren (ik belazerde )
ik bezinbezinnen (ik bezin )
ik bezitbezitten (ik bezit )
ik bezônbezinnen (ik bezon )
ik bezwaekbezwijken (ik bezweek )
ik bezwiêkbezwijken (ik bezwijk)
ik biêtbijten (ik bijt )
ik binzijn (ik ben )
ik bingbinden (ik bind )
ik blaaybladeren (ik blader )
ik blaaydebladeren (ik bladerde )
ik blaefblijven (ik bleef )
ik blaekblijken (ik bleek )
ik bleûsdeblussen (ik bluste )
ik bliêfblijven (ik blijf )
ik bliêkblijken (ik blijk )
ik blikblikken (ik blik )
ik blikdeblikken (ik blikte )
ik blinkblinken (ik blink )
ik bloasblazen (ik blaas )
ik blonkblinken (ik blonk )
ik bloosblazen (ik blies )
ik bloosblozen (ik bloos )
ik bloosdeblozen (ik bloosde)
ik blooybloeden (ik bloed)
ik blusblussen (ik blus )
ik blûybloeien (ik bloei )
ik blûydebloeien (ik bloeide )
ik boeddeboeten (ik boette )
ik boeiboeien (ik boei )
ik boeideboeien (ik boeide )
ik boeksboksen (ik boks )
ik boeksdeboksen (ik bokste )
ik boetboeten (ik boet )
ik boetsbotsen (ik bots )
ik boetsdebotsen (ik botste)
Ik bôkdeboeken (ik boekte )
ik bongbinden (ik bond )
ik boôgbuigen (ik boog )
ik bookboeken (ik boek )
ik boôrboeren (ik boer )
ik boôrboren (ik boor )
ik boôrdeboeren (ik boerde )
ik boôrdeboren (ik boorde )
ik borgbergen (ik borg )
ik bôrstelborstelen (ik borstel )
ik bôrsteldeborstelen (ik borstelde )
ik bouwbouwen (ik bouw )
ik braakbreken (ik brak )
ik braekbreken (ik breek )
ik brandbranden (ik brand )
ik branddebranden (ik brandde )
ik braoybraden (ik braad )
ik breibreien (ik brei )
ik breidebreien (ik breide)
ik brooybraden (ik braadde )
ik brouwbrouwen (ik brouw )
ik brouwdebrouwen (ik brouwde )
ik brulbrullen (ik brul )
ik bruldebrullen (ik brulde )
ik bukbukken (ik buk )
ik bukdebukken (ik bukte )
ik bûkdehuilen (ik huilde
ik buûgbuigen (ik buig )
ik dâchdenken (ik dacht )
ik dânsdansen (ik dans )
ik dânsdedansen (ik danste )
ik deeydoen (ik deed )
ik deildelen (ik deel )
ik deildedelen (ik deelde )
ik dénkdenken (ik denk )
ik doêgdeugen (ik deug )
ik doêgdedeugen (ik deugde)
ik doêmduimen (ik duim )
ik doemdeduimen (ik duimde )
ik doewduwen (ik duw )
ik doewdeduwen (ik duwde )
ik dorboôrdoorboren (ik doorboor )
ik dorboôrdedoorboren (ik doorboorde )
ik doydoen (Ik doe )
ik draâgdragen (ik draag )
ik draefdrijven (ik dreef )
ik dreydraaien (ik draai )
ik dreydedraaien (ik draaide )
ik driêfdrijven (ik drijf )
ik drînkdrinken (ik drink )
ik droêmdromen (ik droom )
ik drômdedromen (ik droomde )
ik drônkdrinken (ik dronk )
ik droogdragen (ik droeg )
ik drugdedrogen (ik droogde )
ik drukdrukken (ik druk )
ik drukdedrukken (ik drukte )
ik druûgdrogen (ik droog )
ik drögdedrogen (Ik droogde )
ik dupdedopen (ik doopte )
ik dûrfdurven (ik durf )
ik dûrfdedurven (ik durfde )
ik duûpdopen (ik doop )
ik erferven (ik erf )
ik erfdeerven (ik erfde )
ik erkenerkennen (ik erken )
ik fietsfietsen (ik fiets )
ik fietsdefietsen (ik fietste )
ik fleddervleien (ik vlei )
ik fledderdevleien (ik vleide)
ik floôtfluiten (ik floot )
ik flûitfluiten (ik fluit )
ik fopfoppen (ik fop )
ik fopdefoppen (ik fopte)
ik gaafgeven (ik gaf )
ik gaefgeven (Ik geef )
ik gaeywieden (ik wied )
ik gebroêkgebruiken (ik gebruik )
ik gebroekdegebruiken (ik gebruikte )
ik geddewieden (ik wiedde )
ik gedooggedogen (ik gedoog )
ik gedoogdegedogen (ik gedoogde )
ik geêtgieten (ik giet )
ik gekspotten (ik spot )
ik gekdespotten (ik spotte )
ik geneetgenieten (ik geniet )
ik genoôtgenieten (ik genoot )
ik ginggaan (ik ging )
ik glidsdeuitglijden (ik gleed uit)
ik glimglimmen (ik glim )
ik glitsuitglijden (ik glijd uit )
ik glomglimmen (ik glom )
ik glufdegeloven (Ik geloofde )
ik gluufgeloven (ik geloof )
ik gluurgluren (ik gluur )
ik gluurdegluren (ik gluurde )
ik goôtgieten (ik goot )
ik gôygooien (ik gooi )
ik gôydegooien (ik gooide )
ik graaygraaien (ik graai )
ik graaydegraaien (ik graaide )
ik graepgrijpen (ik greep )
ik graäfgraven (ik graaf )
ik greekmopperen (ik mopper )
ik greekdemopperen (ik mopperde )
ik griêpgrijpen (ik grijp )
ik grûygroeien (ik groei )
ik grûydegroeien (ik groeide )
ik haalhalen (ik haal )
ik hâldehalen (ik haalde )
ik handelhandelen (ik handel )
ik handeldehandelen (ik handelde )
ik hang opophangen (ik hang op )
ik hayhebben (ik had )
ik hebhebben (ik heb )
ik heddeheten (ik heette )
ik heelhouden (ik hield )
ik heilhelen (ik heel )
ik heildehelen (ik heelde )
ik hêitheten (ik heet )
ik herdâchherdenken (ik herdacht )
ik herdenkherdenken (ik herdenk )
ik herkharken (ik hark )
ik herkdeharken (ik harkte )
ik herkenherkennen (ik herken )
ik heurhuren (ik huur )
ik heurdehuren (ik huurde )
ik hoaphopen (ik hoop )
ik hoayhouden (ik houd )
ik hôfdehoeven (ik hoefde )
ik hong opophangen (ik hing op )
ik hoôfhoeven (ik hoef )
ik hôpdehopen (ik hoopte )
ik houwslaan (ik sla )
ik houwdeslaan (ik sloeg )
ik huddehooien (ik hooide )
ik huftillen (ik til )
ik hûfdetillen (ik tilde )
ik huûrhoren (ik hoor )
ik huûrdehoren (ik hoorde )
ik huuyhooien (ik hooi )
ik iêreren (ik eer )
ik iêrdeeren (ik eerde )
ik ininnen (ik in )
ik indeinnen (ik inde )
ik informeerinformeren (ik informeer )
ik informeerdeinformeren (ik informeerde )
ik kaakschreeuwen (Ik schreeuw )
ik kaartkaarten (ik kaart )
ik kaefkijven (ik keef )
ik kaekkijken (ik keek )
ik kaervegen (ik veeg )
ik kaerdevegen (ik veegde )
ik kakdeschreeuwen (ik schreeuwde)
ik kankunnen (ik kan )
ik kardekaarten (ik kaartte )
ik keêskiezen (ik kies )
ik kenkennen (ik ken )
ik keûsdekussen (ik kuste )
ik kiêfkijven (ik kijf )
ik kiêkkijken (ik kijk )
ik kikkikken (ik kik )
ik kikdekikken (ik kikte )
ik klaagklagen (ik klaag )
ik klagdeklagen (ik klaagde )
ik klampklampen (ik klamp )
ik klampdeklampen (ik klampte )
ik klapklappen (ik klap )
ik klapdeklappen (ik klapte )
ik klemklemmen (ik klem )
ik klemdeklemmen (ik klemde )
ik kletskletsen (ik klets)
ik kletsdekletsen (ik kletste )
ik kliêykleden (ik kleed )
ik klikklikken (ik klik )
ik klikdeklikken (ik klikte )
ik klinkklinken (ik klink )
ik klômklimmen (ik klom )
ik klonkklinken (ik klonk )
ik klooyklooien (ik klooi )
ik klooydeklooien (ik klooide )
ik klopkloppen (ik klop )
ik klopdekloppen (ik klopte )
ik klufdekloven (ik kloofde )
ik klumklimmen (ik klim )
ik kluûfkloven (ik kloof )
ik knakknakken (ik knak )
ik knakdeknakken (ik knakte )
ik knapknappen (ik knap )
ik knapdeknappen (ik knapte )
ik knauwkauwen (ik kauw )
ik knauwdekauwen (ik kauwde )
ik knëlknellen (ik knel )
ik knéldeknellen (ik knelde )
ik knipknippen (ik knip )
ik knipdeknippen (ik knipte)
ik knoatermokken (ik mok )
ik knoaterdemokken (ik mokte )
ik knoyknoeien (ik knoei )
ik knoydeknoeien (ik knoeide )
ik knupdeknopen (ik knoopte )
ik knuûpknopen (ik knoop )
ik koamkomen (ik kom )
ik kôchkopen (ik kocht )
ik koêpkopen (ik koop )
ik kokdekoken (ik kookte )
ik koôkkoken (ik kook )
ik koôskiezen (ik koos )
ik kooskunnen (Ik kon )
ik kopkoppen (ik kop )
ik kopdekoppen (ik kopte)
ik kraegkrijgen (ik kreeg )
ik kraegontvangen (ik ontving )
ik krenkdekrenken (ik krenkte )
ik kriêgkrijgen (ik krijg )
ik kriêgontvangen (ik ontvang )
ik krikkrikken (ik krik )
ik krikdekrikken (ik krikte )
ik krimpkrimpen (ik krimp )
ik kroapkruipen (ik kroop )
ik krôchhoesten (ik hoest )
ik kroêpkruipen (ik kruip )
ik krômpkrimpen (ik kromp )
ik kroôchdehoesten (ik hoestte )
ik kuskussen (ik kus )
ik kwaamkomen (ik kwam )
ik kwelkwellen (ik kwel )
ik kweldekwellen (ik kwelde )
ik laâgliggen (ik lag )
ik laaslezen (ik las )
ik laayladen (ik laad )
ik lachlachen (ik lach )
ik lâchdelachen (ik lachte )
ik laefleven (ik leef )
ik laeklijken (ik leek )
ik laeslezen (ik lees )
ik laeverleveren (ik lever )
ik laeylijden (ik leed )
ik laeyverduren (ik verduurde )
ik lâgleggen (ik legde )
ik lâg aafafleggen (ik legde af )
ik lâg opopleggen (ik legde op )
ik laklakken (ik lak )
ik lakdelakken (ik lakte )
ik lallallen (ik lal )
ik laldelallen (ik lalde )
ik landlanden (ik land )
ik landdelanden (ik landde )
ik laverdeleveren (ik leverde )
ik leêgliegen (ik lieg )
ik leeplopen (ik liep )
ik leetlaten (ik liet )
ik lefdeleven (ik leefde )
ik legleggen (ik leg )
ik leg aafafleggen (ik leg af )
ik leg opopleggen (ik leg op )
ik leklikken (ik lik )
ik lekdelikken (ik likte )
ik leyleiden (ik leid )
ik ley aafafleiden (ik leid af )
ik ley opopleiden (ik leid op )
ik liêlijden (ik lijd )
ik liêklijken (ik lijk )
ik liërleren (ik leer )
ik liêrdeleren (ik leerde )
ik liêyverduren (ik verduur )
ik ligliggen (ik lig )
ik loatlaten (ik laat )
ik loêplopen (ik loop )
ik loêsterluisteren (ik luister )
ik loêsterdeluisteren (ik luisterde )
ik loklokken (ik lok )
ik lokdelokken (ik lokte )
ik loôgliegen (ik loog )
ik looyladen (ik laadde )
ik luierluieren (ik luier )
ik luierdeluieren (ik luierde )
ik luuyluiden (ik luid )
ik maâkmaken (ik maak )
ik maakrepareren (ik repareer )
ik maak oêtdoven (ik doof )
ik maalmalen (ik maal )
ik maatmeten (ik mat )
ik maetmeten (ik meet )
ik makdemaken (ik maakte )
ik makderepareren (ik repareerde )
ik makde oêtdoven (ik doofde )
ik maldemalen (ik maalde )
ik meêsdemissen (ik miste )
ik meinmenen (ik meen )
ik menmennen (ik men )
ik méndemenen (ik meende )
ik mendemennen (ik mende )
ik mepmeppen (ik mep )
ik mepdemeppen (ik mepte )
ik merkmerken (ik merk )
ik merkdemerken (ik merkte )
ik meymaaien (ik maai )
ik meydemaaien (ik maaide )
ik mismissen (ik mis )
ik miskenmiskennen (ik misken )
ik moekophemelen (ik hemel op )
ik moekdeophemelen (ik hemelde op )
ik môgdemogen (ik mocht )
ik moogmogen (ik mag )
ik moôsmoeten (ik moest )
ik moôsmoeten (moest ik )
ik môtmoeten (ik moet )
ik naamnemen (ik nam )
ik naam aanaannemen (ik nam aan)
ik naemnemen (ik neem )
ik naem aanaannemen (ik neem aan )
ik neynaaien (ik naai )
ik neydenaaien (ik naaide )
ik nisdeniezen (ik niesde )
ik nistniezen (ik nies )
ik nuddenodigen (ik nodigde )
ik nuûynodigen (ik nodig )
ik oêgogen (ik oog )
ik ogdeogen (ik oogde )
ik onderkenonderkennen (ik onderken )
ik ontiêronteren (ik onteer )
ik ontiêrdeonteren (ik onteerde )
ik ontkenontkennen (ik ontken )
ik ontkoamontkomen (ik ontkom )
ik ontkwaamontkomen (ik ontkwam )
ik ovverwinoverwinnen (ik overwin )
ik ovverwônoverwinnen (ik overwon )
ik pakpakken (ik pak )
ik paspassen (ik pas )
ik pas opoppassen (ik pas op )
ik pasdepassen (ik paste )
ik peddesteppen (ik stepte )
ik peekpakken (ik pakte )
ik pees opoppassen (ik paste op )
ik peêsdeplassen (ik plaste )
ik petsteppen (ik step )
ik peûfdepuffen (ik pufte )
ik pikpikken (ik pik )
ik pikdepikken (ik pikte )
ik pinpinnen (ik pin )
ik pindepinnen (ik pinde )
ik pisplassen (ik plas )
ik pitpitten (ik pit )
ik plokplukken (ik plukte )
ik ployplooien (ik plooi )
ik ploydeplooien (ik plooide )
ik plukplukken (ik pluk )
ik poatplanten (ik plant )
ik prâddepraten (ik praatte )
ik praesprijzen (ik prees )
ik prakkezeerpiekeren (ik pieker )
ik prakkezeerdepiekeren (ik piekerde )
ik preufproeven (ik proef )
ik priêsprijzen (ik prijs )
ik proatpraten (ik praat )
ik propproppen (ik prop )
ik propdeproppen (ik propte )
ik prufdeproeven (ik proefde )
ik pufpuffen (ik puf )
ik raakraken (ik raak )
ik raegrijgen (ik reeg )
ik raekenrekenen (ik reken )
ik raekenderekenen (ik rekende )
ik raeyrijden (ik reed )
ik rakderaken (ik raakte )
ik rapderapen (ik raapte)
ik razelbeven (ik beef )
ik razeldebeven (ik beefde )
ik reeproepen (ik riep)
ik remremmen (ik rem )
ik remderemmen (ik remde )
ik renrennen (ik ren )
ik renderennen (ik rende )
ik reûrroeren (ik roer )
ik reûrderoeren (ik roerde )
ik riêgrijgen (ik rijg )
ik rieyrijden (ik rijd )
ik roayraden (ik raad )
ik roeiroeien (ik roei )
ik roeideroeien (ik roeide )
ik roêkroken (ik rook )
ik rôkderoken (ik rookte )
ik rolrollen (ik rol )
ik rolderollen (ik rolde )
ik rooirooien (ik rooi )
ik rooiderooien (ik rooide )
ik rôôkruiken (ik rook )
ik rooproepen (ik roep)
ik rooyraden (ik ried )
ik rouwrouwen (ik rouw )
ik rouwderouwen (ik rouwde )
ik ruilruilen (ik ruil )
ik ruilderuilen (ik ruilde )
ik rukrukken (ik ruk )
ik rukderukken (ik rukte )
ik rulsstoeien (ik stoei )
ik rulsdestoeien (ik stoeide )
ik ruûkruiken (ik ruik )
ik ruûmruimen (ik ruim )
ik ruûm opopruimen (ik ruim op )
ik ruumderuimen (ik ruimde )
ik ruumde opopruimen (ik ruimde op )
ik rösrusten (ik rust )
ik rösderusten (ik rustte )
ik sanikzeuren (ik zeur )
ik sanikdezeuren (ik zeurde )
ik schaamschamen (ik schaam )
ik schamdeschamen (ik schaamde )
ik scharschrapen (ik schraap )
ik schardeschrapen (ik schraapte )
ik schaterschateren (ik schater )
ik schaterdeschateren (ik schaterde )
ik schatsschaatsen (ik schaats )
ik schatsdeschaatsen (ik schaatste )
ik scheêtschieten (ik schiet )
ik schei oêtstoppen (ik stop )
ik scheide oêtstoppen (ik stopte )
ik schélschillen (ik schil )
ik schëldschelden (ik scheld )
ik scheld oêtuitschelden (ik scheld uit )
ik schéldeschillen (ik schilde )
ik schikschikken (ik schik )
ik schikdeschikken (ik schikte )
ik schoefelschoffelen (ik schoffel )
ik schoefeldeschoffelen (ik schoffelde )
ik scholdschelden (ik schold )
ik schold oêtuitschelden (ik schold uit )
ik schôôrschuren (ik schuur )
ik schôôrdeschuren (ik schuurde )
ik schôôtschieten (ik schoot )
ik schoyschooien (ik schooi )
ik schoydeschooien (ik schooide )
ik schraefschrijven (ik schreef )
ik schrauwschreien (ik schrei )
ik schrauwdeschreien (ik schreide )
ik schriêfschrijven (ik schrijf )
ik schroebschrobben (ik schrob )
ik schroebdeschrobben (ik schrobde )
ik schûpschoppen (ik schop )
ik schûp opopscheppen (ik schep op )
ik schûpdeschoppen (ik schopte )
ik schûpde opopscheppen (ik schepte op )
ik schuverhuiveren (ik huiver )
ik schuverdehuiveren (ik huiverde )
ik seûfdesuffen (ik sufte )
ik seûsdesussen (ik suste )
ik slaagslagen (ik slaag )
ik slaagdeslagen (ik slaagde )
ik slabmorsen (ik mors )
ik slabdemorsen (ik morste)
ik slaetslijten (ik sleet )
ik sleepslapen (ik sliep )
ik sleîpslepen (ik sleep )
ik slépdeslepen (ik sleepte )
ik sliêpslijpen (ik slijp )
ik sliêtslijten (ik slijt )
ik slikslikken (ik slik )
ik slikdeslikken (ik slikte)
ik slipslippen (ik slip )
ik slipdeslippen (ik slipte)
ik sloapslapen (ik slaap )
ik sloêtsluiten (ik sluit )
ik sloopslopen (ik sloop )
ik sloôpsluipen (ik sloop )
ik sloopdeslopen (ik sloopte )
ik sloôtsluiten (ik sloot )
ik slúrpslurpen (ik slurp )
ik slurpdeslurpen (ik slurpte )
ik sluûpsluipen (ik sluip )
ik smaersmerren (ik smeer )
ik smaerdesmerren (ik smeerde )
ik smaetsmijten (ik smeet )
ik smiêtsmijten (ik smijt )
ik smulsmullen (ik smul )
ik smuldesmullen (ik smulde )
ik snaeysnijden (Ik sneed )
ik snapsnappen (ik snap )
ik snapdesnappen (ik snapte )
ik snatersnateren (ik snater )
ik snaterdesnateren (ik snaterde )
ik snauwsnauwen (ik snauw )
ik snauwdesnauwen (ik snauwde )
ik snieysnijden (Ik snijd )
ik snoêfsnuiven (ik snuif )
ik snoepsnoepen (ik snoep )
ik snoepdesnoepen (ik snoepte )
ik snoôfsnuiven (ik snoof )
ik snurksnurken (ik snurk )
ik snurkdesnurken (ik snurkte)
ik sopsoppen (ik sop )
ik sopdesoppen (ik sopte)
ik spaayspitten (ik spit )
ik spaddespitten (ik spitte )
ik spanspannen (ik span )
ik speenspannen (ik spande )
ik speeybraken (ik braak )
ik speeydebraken (ik braakte )
ik spekspekken (ik spek )
ik spekdespekken (ik spekte )
ik speûlspelen (ik speel )
ik spinspinnen (ik spin )
ik spoêkspoken (ik spook )
ik spôkdespoken (ik spookte )
ik spônspinnen (ik spon )
ik spoôtspuiten (ik spoot )
ik spooyspoeden (ik spoed )
ik sproeisproeien (ik sproei )
ik sproeidesproeien (ik sproeide )
ik spuitspuiten (ik spuit )
ik spûldespelen (ik speelde )
ik staaksteken (ik stak )
ik staeksteken (ik steek )
ik staelstelen (ik steel )
ik stampstampen (ik stamp )
ik stampdestampen (ik stampte )
ik stapstappen (ik stap )
ik stapdestappen (ik stapte )
ik staystaan (ik sta )
ik stay (ik stoan ) staan (ik sta )
ik steetstoten (ik stiet )
ik stélstellen (ik stel )
ik stël aanaanstellen (ik stel aan )
ik stéldestellen (ik stelde )
ik stélde aanaanstellen (ik stelde aan )
ik stemstemmen (ik stem )
ik stemdestemmen (ik stemde )
ik stêrfsterven (ik sterf )
ik sterksterken (ik sterk )
ik sterkdesterken (ik sterkte )
ik steursturen (ik stuur )
ik steurdesturen (ik stuurde )
ik stikstikken (ik stik )
ik stikdestikken (ik stikte )
ik stoafstuiven (ik stoof )
ik stoêmstomen (ik stoom )
ik stoêtstoten (ik stoot )
ik stokdestoken (ik stookte )
ik stômdestomen (ik stoomde )
ik stongstaan (ik stond )
ik stoôfstuiven (ik stoof )
ik stoôkstoken (ik stook )
ik stoôlstelen (ik stal )
ik storfsterven (ik stierf)
ik straekstrijken (ik streek )
ik straeystrijden (ik streed )
ik stramelstotteren (ik stotter )
ik strameldestotteren (ik stotterde )
ik straolstralen (ik straal )
ik straoldestralen (ik straalde )
ik strekstrekken (ik strek )
ik strekdestrekken (ik strekte )
ik striêkstrijken (ik strijk )
ik striêystrijden (ik strijd )
ik stroêmstromen (ik stroom )
ik strômdestromen (ik stroomde )
ik strouwstrooien (ik strooi )
ik strouwdestrooien (ik strooide )
ik strupdestropen (ik stroopte)
ik struûpstropen (ik stroop )
ik stuûfstuiven (ik stuif )
ik stuurstoren (ik stoor )
ik stuurdestoren (ik stoorde )
ik sufsuffen (ik suf )
ik sussussen (ik sus )
ik taptappen (ik tap )
ik tapdetappen (ik tapte )
ik teeltelen (ik teel )
ik teeldetelen (ik teelde )
ik teiekendetekenen (ik tekende )
ik teikentekenen (ik teken )
ik téltellen (ik tel )
ik téldetellen (ik telde )
ik tiktikken (ik tik )
ik tikdetikken (ik tikte )
ik tiptippen (ik tip )
ik tipdetippen (ik tipte)
ik tréktrekken (ik trek )
ik triltrillen (ik tril )
ik trildetrillen (ik trilde)
ik trimtrimmen (ik trim )
ik trimdetrimmen (ik trimde )
ik troktrekken (ik trok )
ik trouwtrouwen (ik trouw )
ik trouwdetrouwen (ik trouwde )
ik tummertimmeren (ik timmer )
ik tummerdetimmeren (ik timmerde)
ik tuurturen (ik tuur )
ik tuurdeturen (ik tuurde )
ik twiefeltwijfelen (ik twijfel )
ik twiefeldetwijfelen (ik twijfelde )
ik valvallen (ik val )
ik vanghangen (ik vang )
ik vangvangen (ik vang )
ik vêchvechten (ik vecht )
ik veelvallen (ik viel )
ik veêrvieren (ik vier )
ik veerdevieren (ik vierde )
ik verbergverbergen (ik verberg )
ik verbiêyverbieden (ik verbied )
ik verbildeverbeelden (ik verbeeldde )
ik verbiltverbeelden (ik verbeeld )
ik verboayverbieden (ik verbood )
ik verborgverbergen (ik verborg )
ik verbriêyverbreden (ik verbreed )
ik verdâchverdenken (ik verdacht )
ik verdeilverdelen (ik verdeel )
ik verdeildeverdelen (ik verdeelde )
ik verdénkverdenken (ik verdenk )
ik verdrugdeverdrogen (ik verdroogde )
ik verdruûgverdrogen (ik verdroog )
ik verfverven (ik verf )
ik verfdeverven (ik verfde )
ik vergaafvergeven (ik vergaf )
ik vergaatvergeten (ik vergat )
ik vergaefvergeven (ik vergeef )
ik vergaetvergeten (ik vergeet )
ik vergeesdevergissen (ik vergiste )
ik vergingvergaan (ik verging )
ik vergisvergissen (ik vergis )
ik vergoanvergaan (ik verga )
ik verhangverhangen (ik verhang )
ik verheurverhuren (ik verhuur )
ik verheurdeverhuren (ik verhuurde )
ik verhongverhangen (ik verhing )
ik verhugdeverhogen (ik verhoogde )
ik verhuûgverhogen (ik verhoog )
ik verhuûrverhoren (ik verhoor )
ik verhuûrdeverhoren (ik verhoorde )
ik veriêrvereren (ik vereer )
ik veriêrdevereren (ik vereerde )
ik verkenverkennen (ik verken )
ik verkôchverkopen (ik verkocht )
ik verkoêpverkopen (ik verkoop )
ik verlâgverleggen (ik verlegde )
ik verlangverlangen (ik verlang )
ik verlangdeverlangen (ik verlangde )
ik verleesverliezen (ik verlies )
ik verlegverleggen (ik verleg )
ik verleyverleiden (ik verleid )
ik verliêgverlagen (ik verlaag )
ik verliêgdeverlagen (ik verlaagde )
ik verliêrverleren (ik verleer )
ik verliêrdeverleren (ik verleerde )
ik verloorverliezen (ik verloor )
ik verroayverraden (ik raad )
ik verrooyverraden (ik ried )
ik verslaetverslijten (ik versleet )
ik versliêtverslijten (ik verslijt )
ik verstayverstaan (ik versta )
ik verstoekverstuiken (ik verstuik )
ik verstoekdeverstuiken (ik verstuikte)
ik verstongverstaan (ik verstond )
ik vertélvertellen (ik vertel )
ik vertrekvertrekken (ik vertrek )
ik vertroêwvertrouwen (ik vertrouw )
ik vertroêwdevertrouwen (ik vertrouwde )
ik vertrokvertrekken (ik vertrok )
ik vertrouwvertrouwen (ik vertrouw )
ik vertrouwdevertrouwen (ik vertrouwde )
ik vervaelvervelen (ik verveel )
ik vervangvervangen (ik vervang )
ik verveldevervelen (ik verveelde )
ik vervongvervangen (ik verving )
ik verwaerverweren (ik verweer )
ik verwaerdeverweren (ik verweerde )
ik verzeukverzoeken (ik verzoek )
ik verzinverzinnen (ik verzin )
ik verzônverzinnen (ik verzon )
ik verzoôchverzoeken (ik verzoekte )
ik verzurgverzorgen (ik verzorg )
ik verzurgdeverzorgen (ik verzorgde )
ik verzwikverzwikken (ik verzwik )
ik verzwikdeverzwikken (ik verzwikte )
ik veulvoelen (ik voel )
ik vingvinden (ik vind )
ik vitvitten (ik vit )
ik vleêgvliegen (ik vlieg )
ik vleegvliegen (ik vlieg )
ik vleûgdevluchten (ik vluchtte )
ik vleûgtvluchten (ik vlucht )
Ik vlôkdevloeken (ik vloekte )
ik vloôgvliegen (ik vloog )
ik vlôôgvliegen (ik vloog )
ik vlookvloeken (ik vloek )
ik vôchvechten (ik vocht )
ik voetbalvoetballen (ik voetbal )
ik voetbaldevoetballen (ik voetbalde )
ik vonghangen (ik ving )
ik vongvangen (ik ving )
ik vongvinden (ik vond )
ik vraatvreten (ik vrat )
ik vraefwrijven (ik wreef )
ik vraetvreten (ik vreet )
ik vreutwroeten (ik wroet )
ik vriêfwrijven (ik wrijf )
ik vroagvragen (ik vraag )
ik vroag aafoverhoren (ik overhoor )
ik vroogvragen (ik vroeg )
ik vroog aafoverhoren (ik overhoorde )
ik vruddewroeten (ik wroette )
ik vulvullen (ik vul )
ik vuldevoelen (ik voelde )
ik vuldevullen (ik vulde )
ik waaszijn (ik was )
ik wâchwachten (ik wacht )
ik wâchdewachten (ik wachtte )
ik waegwegen (ik weeg )
ik waekwijken (ik week )
ik waerworden (ik word )
ik waeswijzen (ik wees )
ik wagdewagen (ik waagde )
ik wâkdewaken (ik waakte )
ik wandelwandelen (ik wandel )
ik wandeldewandelen (ik wandelde )
ik waogwagen (ik waag )
ik wâswassen (ik was )
ik weeswassen (ik waste)
ik weigerweigeren (ik weiger )
ik weigerdeweigeren (ik weigerde )
ik wêrfwerven (ik werf )
ik werkwerken (ik werk )
ik werkdewerken (ik werkte )
ik wiêkwijken (ik wijk)
ik wiêswijzen (ik wijs )
ik wiêtweten (ik weet )
ik wikwikken (ik wik )
ik wikdewikken (ik wikte )
ik wilwillen (ik wil )
ik winwinnen (ik win )
ik wipwippen (ik wip )
ik wipdewippen (ik wipte )
ik woakwaken (ik waak )
ik woênwonen (ik woon )
ik wônwinnen (ik won )
ik wôndewonen (ik woonde )
ik woôgwegen (ik woog )
ik woordworden (ik werd )
ik woôsweten (ik wist )
ik wooywillen (ik wou )
ik worfwerven (ik wierf)
ik wôrstelworstelen (ik worstel )
ik wôrsteldeworstelen (ik worstelde )
ik wrikwrikken (ik wrik )
ik wrikdewrikken (ik wrikte )
ik zaagzagen (ik zaag )
ik zaâgzien (ik zag )
ik zaâtzitten (ik zat )
ik zâchzeggen (ik zei )
ik zagdezagen (ik zaagde )
ik zalzullen (ik zal )
ik zeenzien (ik zie )
ik zêgzeggen (ik zeg )
ik zeûgdezuchten (ik zuchtte )
ik zeûgtzuchten (ik zucht )
ik zeûkzoeken (ik zoek )
ik zeyzaaien (ik zaai )
ik zeydezaaien (ik zaaide )
ik zingzingen (ik zing )
ik zitzitten (ik zit )
ik zoêpzuipen (ik zuip )
ik zôngzingen (ik zong )
ik zoôchzoeken (ik zocht )
ik zoôgzuigen (ik zoog )
ik zoôpzuipen (ik zoop )
ik zurgzorgen (ik zorg)
ik zurgdezorgen (ik zorgde)
ik zuugzuigen (ik zuig )
ik zûverzuiveren (ik zuiver )
ik zûverdezuiveren (ik zuiverde )
ik zuyzullen (ik zou )
ik zwaegzwijgen (ik zweeg )
ik zweefzweven (ik zweef )
ik zweefdezweven (ik zweefde )
ik zwelzwellen (ik zwel )
ik zwemzwemmen (ik zwem )
ik zwénkzwenken (ik zwenk )
ik zwénktezwenken (ik zwenkte )
ik zwêrfzwerven (ik zwerf )
ik zwetszwetsen (ik zwets)
ik zwetsdezwetsen (ik zwetste )
ik zweyzwaaien (ik zwaai )
ik zweydezwaaien (ik zwaaide)
ik zwiêgzwijgen (ik zwijg )
ik zwiêtzweten (ik zweet )
ik zwolzwellen (ik zwol )
ik zwomzwemmen (ik zwom )
ik zworfzwerven (ik zwierf)
ik öpenopenen (ik open )
ik öpendeopenen (ik opende )
il slaepslijpen (ik sleep )
in ikinnen (in ik )
inde geeyinnen (inde u )
inde ikinnen (inde ik )
indeseinnen (inde je )
informeer ikinformeren (informeer ik )
informeerde geeyinformeren (informeerde u )
informeerde ikinformeren (informeerde ik )
informeerdeseinformeren (informeerde jij )
informeerseinformeren (informeer jij )
informeert geeyinformeren (informeert u )
inketskeeekhoorn
inmaakglaâsweckflessen
inmaakglaâsweckglas
inmakenwecken
inseinnen (in je )
instaein plaats van
int geeyinnen (int u )

J

jannewarijanuari
jij ploysdeplooien (jij plooide )
joamerjammer
jôngjongen
juksjeuk
juksenjeuken
jungskejongetje

K

kaâfkaf
kaak ikschreeuwen (schreeuw ik )
kaart ikkaarten (kaart ik )
kaef ikkijven (keef ik )
kaefsekijven (keef jij )
kaeft geeykijven (keef u )
kaek ikkijken (keek ik )
kaeksekijken (keek jij )
kaekt geeykijken (keek u)
kaelkiel
kaerde geeyvegen (veegde u )
kaerenmet bezem vegen
kaerenvegen (met bezem )
kaersdesevegen (veegde jij )
kaersevegen (veeg jij )
kaert geeyvegen (veegt u )
kaetelemmer
kakde geeyschreeuwen (schreeuwde u)
kakde ikschreeuwen (schreeuwde ik )
kakdeseschreeuwen (schreeuwde jij)
kakenschreeuwen
kakseschreeuwen (schreeuw je )
kakt geeyschreeuwen (schreeuwt u )
kallepraten (kwats uitkramen)
kameroijvrienden
kammeräöjkammeraden
kan mich niks schillenkan me niets schelen
kantoêrkantoor
karde geeykaarten (kaartte u )
karde ikkaarten (kaartte ik )
kardesekaarten (kaartte jij)
karmenaaycarbonade
kart geeykaarten (kaart u )
kartsekaarten (kaart jij )
keês ikkiezen (kies ik )
keêssekiezen (kies jij )
keestkist
keêst geeykiezen (kiest u )
kelkerel
kemaeliewagewoonwagen
kemmelstartijdeltuit
ken ikkennen (ken ik )
kende geeykennen (kende u )
kende ikkennen (kende ik )
kendesekennen (kende jij )
kennenkennen ) niet verwarren met kunnen
kensekennen (ken jij )
kent geeykennen (kent u )
kepélkekapelletje
keploankapelaan
kerboêtbalkenbrij
kermelscaramels
kerseflaaikersenvlaai
kersenaatkersensap
keteerkwartier
keûkenkokhalzen
keulkoel
KeuningsleûsKoningslust
keûrsjekorstje (bv brood )
keûsde geeykussen (kuste u )
keûsde ikkussen (kuste ik )
keûsdesekussen (kuste jij)
keûssekussen (kus jij )
keûst geeykussen (kust u )
kézenkiezen
kiêf ikkijven (kijf ik )
kiefsekijven (kijf jij)
kieft geeykijven (kijft u )
kiêk ikkijken (kijk ik )
kiêkdoêskijkdoos
kiêkenkijken
kiêkgetjekijkgaatje
kieksekijken (kijk jij )
kiekt geeykijken (kijkt u )
kiengdkind
kiengderkinderen
kiengderbedkraambed
kiepspet
kiepskepetje
kierkesbiggetjes
kiêskaas
kiêvenkijven
kik ikkikken (kik ik )
kikde geeykikken (kikte u )
kikde ikkikken (kikte ik )
kikdesekikken (kikte jij )
kiksekikken (kik jij )
kikt geeykikken (kikt u )
klaag ikklagen (klaag ik )
klaâgenklagen
klagde geeyklagen (klaagde u )
klagde ikklagen (klaagde ik )
klagdeseklagen (klaagde jij )
klagseklagen (klaag jij )
klagt geeyklagen (klaagt u )
klamp ikklampen (klamp ik )
klampde geeyklampen (klampte u )
klampde ikklampen (klampte ik )
klampdeseklampen (klampte jij )
klampseklampen (klamp jij )
klampt geeyklampen (klampt u )
klap ikklappen (klap ik )
klapde geeyklappen (klapte u )
klapde ikklappen (klapte ik )
klapdeseklappen (klapte jij )
klapseklappen (klap jij )
klapt geeyklappen (klapt u )
klem ikklemmen (klem ik )
klemde geeyklemmen (klemde u )
klemde ikklemmen (klemde ik )
klemdeseklemmen (klemde jij )
klemseklemmen (klem jij )
klemt geeyklemmen (klemt u )
klenderkleiner
klets ikkletsen (kletst ik )
kletsde geeykletsen (kletste u )
kletsde ikkletsen (kletste ik )
kletsdesekletsen (kletste jij )
kletssekletsen (klets jij )
kletst geeykletsen (kletst u )
klêyenkleden
kliê ikkleden (kleed ik )
klieragekleding
kliêrhangerkleerhanger
kliêverklaver
klik ikklikken (klik ik )
klikde geeyklikken (klikte u )
klikde ikklikken (klikte ik )
klikdeseklikken (klikte jij )
klikseklikken (klik jij )
klikt geeyklikken (klikt u )
klingerbuûlcollectezakje
klink ikklinken (klink ik )
klinkseklinken (klink jij )
klinkt geeyklinken (klinkt u )
klit geeykleden (kleed u )
klitsekleden (kleed jij )
kloarhelder
kloarleechten daagklaarlichte dag
klôm ikklimmen (klom ik )
klompenaegelkesklompsijkertjes
klômseklimmen (klom jij )
klômt geeyklimmen (klom u )
klonk ikklinken (klonk ik )
klonkseklinken (klonk jij )
klonkt geeyklinken (klonk u )
klooy ikklooien (klooi ik )
klooyde geeyklooien (klooide u )
klooydeseklooien (klooide jij )
klooyseklooien (klooi jij )
klooyt geeyklooien (klooit u )
klop ikkloppen (klop ik )
klopde geeykloppen (klopte u )
klopde ikkloppen (klopte ik )
kloprieskegard
klopsdesekloppen (klopte je )
klopsekloppen (klop je )
klopt geeykloppen (klopt u )
klotsstuk brandhout
klufde geeykloven (kloofde u )
klufde ikkloven (kloofde ik )
klufden weeykloven (kloofden wij )
klufsdesekloven (kloofde jij )
klufsekloven (kloof jij )
kluft geeykloven (klooft u )
klum ikklimmen (klim ik )
klummenklimmen
klumseklimmen (klim jij )
klumt geeyklimmen (klimt u )
kluûf ikkloven (kloof ik )
kluûvenkloven
klökskeklokje
knak ikknakken (knak ik )
knakde geeyknakken (knakte u )
knakdeseknakken (knakte jij )
knakseknakken (knak jij )
knakt geeyknakken (knakt u )
knap ikknappen (knap ik )
knapde geeyknappen (knapte u )
knapde ikknappen (knapte ik )
knapdeseknappen (knapte jij )
knapseknappen (knap jij )
knapt geeyknappen (knapt u )
knaptoetproppenschieter (uitgehold vlierhout)
knapzakransel
knauw ikkauwen (kauw ik )
knauwde geeykauwen (kauwde u )
knauwde ikkauwen (kauwde ik )
knauwdesekauwen (kauwde jij )
knauwenkauwen
knauwsekauwen (kauw jij )
knauwt geeykauwen (kauwt u )
knêchknecht
knêchsknechten
kneenknie
kneênknieën
knél ikknellen (knel ik )
knëlde geeyknellen (knelde u )
knëlde ikknellen (knelde ik )
knéldeseknellen (knelde jij )
knélseknellen (knel jij )
knélt geeyknellen ( knelt u )
knélt geeyknellen (knelt u )
kneûkbotten
kniênkonijn
knienkonijnen
knienskuuykonijnenhok
knip ikknippen (knip ik )
knipde geeyknippen (knipte u )
knipde ikknippen (knipte ik )
knipdeseknippen (knipte jij )
knipseknippen (knip jij )
knipt geeyknippen (knipt u )
knoater ikmokken (mok ik )
knoaterde geeymokken (mokte u )
knoaterde ikmokken (mokte ik )
knoaterdesemokken (mokte jij )
knoaterezachtjes mopperen
knoaterenmokken
knoatersemokken (mok jij )
knoatert geeymokken (mokt u )
knoerskraakbeen
knôkendokterorthopeed
knômmelprulgoed
knoôkbot (bv heup )
knoy ikknoeien (knoei ik )
knoyde geeyknoeien (knoeide u )
knoyde ikknoeien (knoeide ik )
knoydeseknoeien (knoeide jij )
knoyseknoeien (knoei jij )
knoyt geeyknoeien (knoeit u )
knup ikknopen (knoop ik )
knupde geeyknopen (knoopte u )
knupde ikknopen (knoopte ik )
knupdeseknopen (knoopte jij )
knuppenknopen
knupseknopen (knoop jij )
knupt geeyknopen (knoopt u )
koam ikkomen (kom ik )
koamenkomen
koarenrogge
koarenbermkorenmijt
koay schôttelkoude schotel
koayenkaantjes
kôchsekopen (kocht jij )
kôcht geeyfamilie
koêlkuil
koêpenkopen
koêtbiênkuitbeen
koêtelenruilhandel doen
koêtenkuiten
koewenkoeien
koewenboorrundveehouder
kokde geeykoken (kookte u )
kokde ikkoken (kookte ik )
kokdesekoken (kookte jij )
koksekoken (kook jij )
kokt geeykoken (kookt u )
kompenie hebbengezelschap hebben
kômt geeykomen (komt u )
kônnenkunnen
kônsekunnen (kun je )
kônt geeykunnen (kunt u )
koôkkoek
koôk ikkoken (kook ik )
koôs geeykunnen (kon u )
koôs ikkiezen (koos ik )
koos ikkunnen (kon ik )
koôssekiezen (koos jij )
koossekunnen (kon je )
koôst geeykiezen (koos u )
kop ikkoppen (kop ik )
kopde geeykoppen (kopte u)
kopde ikkoppen (kopte ik )
kopdesekoppen (kopte jij )
kopdookhoofddoek
kopdukskehoofddoekje
kôperslaegerloodgieter
koppiênhoofdpijn
kopsekoppen (kop jij )
kôpt geeykopen (koopt u )
kopt geeykoppen (kopt u )
kopzakpaardenvoer voor onderweg
kôrskorst (bv brood )
korsenkoorts
kortbeeyvlakbij
korterbeejdichterbij
korterbeeydichterbij
kôstgengerkostganger
KotjeGevangenis
kraeg ikkrijgen (kreeg ik )
kraeg ikontvangen (ontving ik )
kraegsekrijgen (kreeg jij )
kraegseontvangen (ontving je )
kraegt geeykrijgen (kreeg u )
kraegt geeyontvangen (ontving u )
krangsumverkeerd om
krantendraegerkrantenbezorger
krenk ikkrenken (krenk ik )
krenkde geeykrenken (krenkte u )
krenkde ikkrenken (krenkte ik )
krenkdesekrenken (krenkte jij )
krenksekrenken (krenk jij )
krenkt geeykrenken (krenkt u )
kreyenkraaien
kriêg ikkrijgen (krijg ik )
kriêg ikontvangen (ontvang ik )
kriêgenkrijgen
kriêgenontvangen
kriegsekrijgen (krijg jij )
kriegseontvangen (ontvang jij )
kriegt geeykrijgen (krijgt u )
kriegt geeyontvangen (ontvangt u )
krik ikkrikken (krik ik )
krikde geeykrikken (krikte u )
krikde ikkrikken (krikte ik )
krikdesekrikken (krikte jij )
kriksekrikken (krik jij )
krikt geeykrikken (krikt u )
krimp ikkrimpen (krimp ik )
krimpsekrimpen (krimp jij )
krimpt geeykrimpen (krimpt u )
krintenrozijnen
kroamkraam
kroap ikkruipen (kroop ik )
kroapsekruipen (kroop jij )
kroapt geeykruipen (kroop u )
kroazeleriemand die met gezondheid sukkelt
krôch ikhoesten (hoest ik )
krochenhoesten
kroedwiskruidenboeket
Kroênebergseinwoners van Kronenberg
KroênenbergKronenberg
kroêp ikkruipen (kruip ik )
kroêpenkruipen
kroept geeykruipen (kruipt u )
kroêtsiroop
kroêtstroop
kroêteköpbietenloof
kroêtemeulehakmolen voor bieten
kroêtparsstrooppers
kroêtpotstrooppot
krômp ikkrimpen (kromp ik )
krompsekrimpen (kromp jij )
krômpt geeykrimpen (kromp u )
kroôchde geeyhoesten (hoestte u )
kroôchde ikhoesten (hoestte ik )
kroôchdesehoesten (hoeste jij )
kroôchsehoesten (hoest jij )
kroôcht geeyhoesten (hoest u )
krouwwagenkruiwagen
kruupsekruipen (kruip jij )
kruuskruis
kruusjassenkruisjassen
kruuyenwiefkruidenvrouw
kruuyerbedelaar
kruuyerschooier
kûkekuiken
kumsekomen (kom jij )
kunstemaekeraansteller
kupsekopen (koop jij )
kus ikkussen (kus ik )
kuûpkuip
kuûperkuipenmaker
kuüpwasteil
kwaam ikkomen (kwam ik )
kwaezelkwezel
kwamsekomen (kwam jij )
kwamt geeykomen (kwam u )
kwatsonzin
kweespelenkwispelen
kwekkikker
kwekkendratskikkerdril
kwel ikkwellen (kwel ik )
kwelde geeykwellen (kwelde u )
kwelde ikkwellen (kwelde ik )
kweldesekwellen (kwelde jij )
kwellekamper
kwelsekwellen (kwel jij )
kwelt geeykwellen (kwelt u )
kwoadkwaad
kösterkoster

L

laâg ikliggen (lag ik )
laasselezen (las jij )
laast geeylezen (las u )
laay ikladen (laad ik )
laayenladen
laayt geladen (laadt u )
lach iklachen (lach ik )
lâchde geeylachen (lachte u )
lâchde iklachen (lachte ik )
lâchdeselachen (lachte jij )
lâchselachen (lach jij )
lachstûpenlachstuipen
lâcht geeylachen (lacht u )
laek iklijken (leek ik )
laekselijken (leek jij )
laekt geeylijken (leek u )
laepellepel
laevenleven
laêverlever orgaan )
laever ikleveren (lever ik )
laeverde geeyleveren (leverde u )
laeverdeseleveren (leverde jij )
laeverenleveren
laeverseleveren (lever jij )
laevertroanlevertraan
laey iklijden (leed ik )
laey ikverduren (verduurde ik )
laeyselijden (leed jij )
laeyt geeylijden (leed u )
laezenlezen
lâg ikleggen (legde ik )
lâg ik aafafleggen (legde ik af )
lâg ik opopleggen (legde ik op )
lâgseleggen (legde jij )
lagseliggen (lag jij )
lâgse aafafleggen (legde jij af )
lâgse opopleggen (legde jij op )
lâgt geej aafafleggen (legde u af )
lâgt geeyleggen (legde u)
lagt geeyliggen (lag u )
lâgt geey opopleggen (legde u op )
lak iklakken (lak ik )
lakde geeylakken (lakte u )
lakdeselakken (lakte jij )
lakselakken (lak jij )
lakt geeylakken (lakt u )
lalde geeylallen (lalde u )
lalde iklallen (lalde ik )
laldeselallen (lalde jij )
lamenterejammeren
land iklanden (land ik )
landde geeylanden (landde u )
landde iklanden (landde ik )
landde iklanden (landde ik )
landdeselanden (landde jij )
landselanden (land jij )
landt geeylanden (landt u )
lankland
lanklang
lapzwansnietsnut
lat geeylaten (laat u )
leaevert geeyleveren (levert u )
leay iklijden (leed ik )
leayselijden (leed jij )
leayseverduren (verduurde jij )
leayt geeylijden (leed u )
leayt geeyverduren (verduurde u )
leeflief
leêg ikliegen (lieg ik )
leep iklopen (liep ik )
leepselopen (liep je )
leept geeylopen (liep u )
leet geeylaten (liet u )
leet iklaten (liet ik )
leetselaten (liet jij )
lefde geeyleven (leefde u )
lefde ikleven (leefde ik )
lefdeseleven (leefde jij )
légenliegen
lek iklikken (lik ik )
lekde geeylikken (likte u )
lekde iklikken (likte ik )
lekkenlikken
leksde dichlikken (likte jij )
lekselikken (lik jij )
lekt geeylikken (likt u )
lërde ikleren (leerde ik )
lest geeylezen (leest u)
leyenleiden
liêklijk
liêk iklijken (lijk ik )
liêkenlijken
liekselijken (lijk jij )
liekt geeylijken (lijkt u )
liêrladder
liër ikleren (leer ik )
liêr ikleren (leer ik )
liërde geeyleren (leerde u )
liêrde ikleren (leerde ik )
liërdeseleren (leerde jij )
liërenleren
liërseleren (leer jij )
liërt geeyleren (leert u )
liêy iklijden (lijd ik )
liêy ikverduren (verduur ik )
lieyenlijden
lieyenverduren
lieyselijden (lijd jij )
lieyseverduren (verduur jij )
lieyt geeylijden (lijd ik )
lieyt geeylijden (lijdt u )
liêyt geeyverduren (verduurt u )
lig ikliggen (lig ik )
ligseliggen (lig jij )
ligt geeyliegen (liegt u )
ligt geeyliggen (ligt u )
litsenbretels
loat iklaten (laat ik )
loatenlaten
loegiehorloge
loêkuien
loêp iklopen (loop ik )
loêpenlopen
loêster ikluisteren (luister ik )
loêsterde geeyluisteren (luisterde u )
loêsterde ikluisteren (luisterde ik )
loêsterenluisteren
loêstersde dichluisteren (luisterde jij )
loêsterseluisteren (luister jij )
loêstert geeyluisteren (luistert u )
lok iklokken (lok ik )
lokde iklokken (lokte ik )
lokdeselokken (lokte jij )
lokselokken (lok jij )
lokt geeylokken (lokt u )
loôchlucht
loôg ikliegen (loog ik )
loôgseliegen (loog jij )
loôgt geeyliegen (loog u )
looyseladen (laadde je )
looyt geeyladen (laadde u )
lôpt geeylopen (loopt u )
lot geeylokken (lokt u )
lûgskelaagje
luierde geeyluieren ( luierde u )
luierde geeyluieren (luierde u )
luierdeseluieren (luierde jij )
luierseluieren (luier jij )
luiert geeyluieren (luiert u )
luppenlippen
lupsloops
lupselopen (loop je )
lusselezen (lees jij )
lutseladen (laad jij )
lutselaten (laat jij )
luugseliegen (lieg jij )
luuyenluiden
luuyseluiden (lui jij )
luuyt geeyluiden (luidt u )

M

maak ikmaken (maak ik )
maak ikrepareren (repareer ik )
maak ik oêtdoven (doof ik )
maal ikmalen (maal ik )
maat ikmeten (mat ik )
maermerrie
maet ikmeten (meet ik )
maetenmeten
magddienstmeid
magdhuishoudster
makde geeymaken (maakte u )
makde geeyrepareren (repareerde u )
makde geey oêtdoven (doofde u )
makde ikmaken (maakte ik )
makde ik oêtdoven (doofde ik )
makdesemaken (maakte jij )
makdeserepareren (repareerde jij )
makenrepareren
maksde oêtdoven (doof jij )
maksden weey oêtdoven (doofden wij )
maksdese oêtdoven (doofde jij )
maksemaken (maak jij )
makserepareren (repareer jij )
makt geeymaken (maakt u )
makt geeyrepareren (repareert u )
makt geey oêtdoven (dooft u )
malde geeymalen (maalde u )
malde ikmalen (maalde ik)
maldesemalen (maalde jij )
malt geeymalen (maalt u)
mandmaand
MandigMaandag
mandigaovundmaandagavond
mandigmergenmaandagochtend
mansluuymannen
martmaart
mat geeymeten (mat u )
matsemeten (mat jij )
meês varenmest uitrijden
meesde geeymissen (miste u )
meesdesemissen (miste jij )
meeshoêpmestvaalt
meespelwesp
meespelenboôchwespennest
meessemissen (mis jij )
meêst braekenmest verspreiden
meêst geeymissen (mist u )
megjemeisje
megjesmeisjes
meimee
meigemaktmeegemaakt
meimakenmeemaken
mein ikmenen (meen ik )
meinenmenen
meistermeester
mejoavermeteen
mekangerelkaar
MelderseInwoners van Melderslo
MelderseMelderslo
melkkaetelmelkemmer
melktuitmelkbus
melkwetjesmelkzeeffiltertjes
men ikmennen (men ik )
ménde geeymenen (meende u )
mende geeymennen (mende u )
ménde ikmenen (meende ik )
mende ikmennen (mende ik )
méndesemenen (meende jij )
mendesemennen (mende jij )
ménsemenen (meen jij )
mensemennen (men jij )
mént geeymenen (meent u )
ment geeymennen (ment u )
mep ikmeppen (mep ik )
mepde geeymeppen (mepte u )
mepde ikmeppen (mepte ik )
mepdesemeppen (mepte jij )
mepsemeppen (mep jij )
mept geeymeppen (mept u )
mergenmorgen
mergenaovundmorgenavond
mergevruuymorgenvroeg
merk ikmerken (merk ik )
merkde geeymerken (merkte u )
merkde ikmerken (merkte ik )
merkdesemerken (merkte jij )
merkkorfvlaamse gaai
merksemerken (merk jij )
merkt geeymerken (merkt u )
mêrtmarkt
met geeymeten (meet u )
metsemeten (meet jij )
metselermetselaar
meuderkemoedertje
meûlenmolen
meûskesvogeltjes
mey ikmaaien (maai ik )
meyde geeymaaien (maaide u)
meyde geeymaaien (maaide u )
meyde ikmaaien (maaide ik )
meydesemaaien (maaide jij )
MeyelMeijel
meyenmaaien
meysemaaien (maai jij )
meyt geeymaaien (maait u )
michmij
mich (meej is GEEN Sevenums!) mij
mienmijn
MiêterikMeterik
MilderMeerlo
MilderseInwoners van Meerlo
mingsmens
mingsenmensen
mirstemeeste
mis ikmissen (mis ik )
misken ikmiskennen (misken ik )
miskendmiskennen (miskend )
miskende geeymiskennen (miskende u )
miskende ikmiskennen (miskende ik )
miskendesemiskennen (miskende jij )
miskensemiskennen (misken jij )
miskent geeymiskennen (miskent u )
missendindermisdienaar
missiepatermissionaris
moalvaars
moêdemode
moek ikophemelen (hemel ik op )
moekde geeyophemelen (hemelde u op)
moekde ikophemelen (hemelde ik op )
moekdeseophemelen (hemelde jij op )
moekenophemelen
moekseophemelen (hemel jij op )
moekt geeyophemelen (hemelt u op )
moepgrote knikker
moêrwaterketel
moêsmuis
moetwormmol
moezevalmuizenval
môgde geeymogen (mocht u )
môgdesemogen (mocht jij )
môgsemogen (mag jij )
monkmond
moodermoeder
moogenmogen
moorstêinbaksteen
moossemoeten (moest jij )
moost geeymoeten (moest u )
môssemoeten (moet jij )
môt geeymoeten (moet u )
môt ikmoeten (moet ik )
môttenmoeten
mukkalf
mukskekalfje
muldermolenaar
mulsemalen (maal jij )
mussenvogels
mussenboôchvogelnest
muujmoe
muulke of kusmoelzoen
muûsmuizen

N

na hoêsnaar huis
naam iknemen (nam ik )
naam ik aanaannemen (nam ik aan )
naasneus
naatnat
naefneef
naegelspijkers
naegennegen
naegen en dartignegenendertig
naegeteennegentien
naegetignegentig
naem iknemen (neem ik )
naem ik aanaannemen (neem ik aan )
naemennemen
NaerNeer
naetelennetelen
naevennaast
naksbloot
naldennaalden
namsenemen (nam jij )
namse aanaannemen (nam jij aan )
namt geeynemen (nam u )
namt geey aanaannemen (nam u aan )
naobereburen
neêchnicht
neesde geeyniezen (niesde u )
neesde ikniezen (niesde ik )
neesdeseniezen (niesde jij )
neesseniezen (nies jij )
neest geeyniezen (niest u )
nêmsenemen (neem jij )
nêmse aanaannemen (neem jij aan )
nemusniemand
ney iknaaien (naai ik )
neyde geeynaaien (naaide u)
neyde iknaaien (naaide ik )
neydesenaaien (naaide jij )
neynaldennaainaalden
neysenaaien (naai jij )
neyt geeynaaien (naait u)
nieptangnijptang
niet verplichte kerkelijke feestdaghalve zondig
NieyaorNieuwjaar
nist ikniezen (nies ik )
nistenniezen
noaberpleechburenplicht
noabervrouwbuurvrouw
novvembernovember
nud geeynodigen (nodigt u )
nudde geeynodigen (nodigde u )
nudde iknodigen (nodigde ik )
nuddesenodigen (nodigde jij )
nudsenodigen (nodig jij )