Putters

Putters wordt gesproken in Putten. Putters bevat 29 gezegden, 317 woorden en 5 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

29 gezegden

als je van te voren al weet dat het zal mislukkenniks weerd knienen in de wienter, allemaol waoterpenzen
bah, poeh-poeh / hehe, foei tochfoi toch
ben je een haartje betoeterdbi'je noen helemaol besukerd
dat mes is erg bot.dat mes is zo stomp, daor ku'je wel op gaon zitten en naor Keulen riejen.
een flinke meideen hups ding
Er is een stukje van het bord afDur is ‘n bluister af van het bord
Er slecht uitzienWat zie je wit moe'je poepen
hij / zij was erg booshie/zie was arg verkeerd
hij kan het niet betalendie kan 't niet liejen
hij zegt zomaar wathie kletst mar een end heen
hij zit te zuchten omdat het moeilijk ishie zit te puusten of hie een bot moet drieten
ik kan lezen en schrijven met die persoonik kan egen en ploegen mit die man
in ondertrouw zijnoender de gebojen staon
je hebt je laarzen verkeerd om aanje hen je leerzen krang an
je hebt je trui binnenste buiten aanje hen je trui krang an
je moet nodig naar de kapper.je hen een beste smacht um de barg.
je schiet niet echt op.'t liekt wel of je mit twee benen in één kous lopen.
je wordt er niet beter vanje loopt van de gaffel in de greep
man, wat is dat koud zegblak (s) kaoter jong, wat is dat koud
niet weten wat je kiezen moetha' k mar een kop die wis wa' k wou
och jij, met je grote mondoh jie mit je grote dwarskip (of: grote smoel)
rugpijnstee in m’n rug
uitroep van vermoeidheidhè foi
waar je werkt, moet ook gegeten worden.waor je gaon krabben, moe'je oek gaon pikken.
warm etenmuis eten
Weet je wat zonde isBotter op je kont smeren en dreug brood eten!
wie heeft er een windje gelatenwie het'r een dreet uhgeven
ze is zo mager als een latzie / die is zo schraoi dat ze rammelt
zo droog als sinterklaas zijn achterstezo dreug as kloasje voars kont

317 woorden

A

aan rommelen, prutsenmoeken
aardappeleerpel, erepel
aardbeieerdbees
aardejeir
ademnaojem, aojem, aosem
afstraffen, wegjagenkasseboenderen
anderaar
andereare
andersaarst, anders
andijvieandievie
armoedearmeu

B

bakhuisbakhuus
balkenbrijbalkebrie
BarneveldBarreveld, Bareveld
bedeesd, verlegenkuum
bedorvenoverstuur
benauwd / bedrukkend weermoekerig
berkbirk
beschuitenpapbeschutepap
BessenBezen
biggenkeujen
bijbie
binnenstebuitenkrang
blaarbleer
blindbliend
bloedenbloeien
bloeienbleuien
boer latenkulken
boerderijboederie, boerderie
bokkingbukkem
boosverkeerd
boterbotter
braambrummel
braden / pruttelensmirken
brandewijnbrandewien
briefbreef
brilfok
broeierigmoekerig

C

castrerenlubben
catechesatiekurkegezaosie
chagrijnig persoonbriezel
consistoriekamergarfkamer

D

daarheen, daar naartoedaor opan
deurdeur
dezedisse
die kant uitgindop
diefscheumerd
Dik hemdBorstrok
dik iemandgortpens, meuk
DistelsDiesels
dorpdarp, daarp
droogdreug
druk bezig zijnweusten
druk tekeer gaanhiesen
druk zijnboesterig
duifduuf

E

eeltzwil
een eind wegeen end vort
een ingetogen bescheiden mager meisjeeen spientmuus
EendEnt
EgEeg
EksterEekster
elastiekstiek
emmernemmer
erg mooiMaches mooi
ErmeloArmelo
erwtenaarten
etensrestjemoekje

F

flauw (van eten) lak (bv. lakke botter)
foeifoi

G

gaargoor, goar
gat in de wegduul
gat in de wegknip
geld ontvangen of tillenbeuren
gelovengleuven
genoeggenog
gereedree, kloar
gierigaardcentedrieter, zunige drieter
GijsbertGiep
glurengloepen
goede kamerde heerd
gordijngedien
grasgres
GrasmaaierGresmeier
grasmusgresmors
GrijsGries
GroenGreun
grondgroend
groot stukbonk
grote behoefte doendrieten

H

haar in de knot't haor op zolder
haashaos
hard werkenboesteren, weusten
HarderwijkHarderwiek
hazewindhondhaozewiendhoend
HebbenHen
hectarebunder
heel ergaldernoods
heel ergiezig
heideheed
heiningpaalvreepaol
herfsthaarst, harfst
herkauwenneriken
herrie makenboeteren
het haren van een zeiszeisum haoren
heuvelstik
hittehet
hondhoend, hond
hoofdkaasheufdkeis
hoofdpijnkoppien, pien in de harses
hooizolderhilt
HorensHores
huilenbrillen
huilen, jankenbriezelen
huilen, je zin door drijvenmulen

I

iemand die niet deugtbraoierd, briezel
iemand die veel weg gaat, isklepkoent
ijzeriezer, iesder
ik heb, jij hebtik het, jie hen
in de herfstsarest
In grote matekats

J

JacobJauk
jonge jeneverjongertje / jonge kloare
jusstip

K

kaarskeers
kaaskeis
kalf, koekuusjen
kapperbarbier
katbalkhoas
kerelkéél
kerkkark, kaark
kersenkarsen
keukengeut
kievitkieft
kijken, bespiedenlupen / gloepen
kinderenkiender
kipkiep
kippenrenkiepeloop
klauwbekapper (koe) klauwekluver
klein kind, peuterkruumel
klerengrei
kletskousraotelmasjien
knoeienmoeken
konijnknien
KoperKeuper
kortste (weg) richtst
kraamvisitewievevet
KraanKroan
kruipenkrupen
kruisbesknoepbees, knoeper (d)
kruisbessenknoepers, knoebeezen
kruiwagenkruuiwagen
KuilgrasKuulgres
kwaadleed, kwaod, hellig

L

laarsleers
ladderleer
langzaam lopenSjoeksen
lenteleinte
libelle, waterjufferglaozemaker, glaozewasser
lieveheersbeestjekuukeluusje
LijkenLieken
lijsterliester
luikluuk

M

MaaienMeien
maartmeert
macaroni-pappuupjespap
magerschraoi
manchester (broek) besjester
meikevereekmulder
meisjedeerntje
mensmins
mesthoopmestpluus
mestvorkgreep
mistig, dampig weerheiig weer
modernyank
moedermoer, moe, moet, moetje
moedermoet
MoestuinGreuntetuin / hof
mokkenpratten
mondmoend
mopperen tegen iemandbekken
muismuus
Mus / grasmusMos / gresmos

N

naaimachineneimesjien
naar huis toeop huus opan
naastbeneffen
nagelnegel
narcistelozen, tielozen
Niet fitPodderig
NijkerkNiekark
NijptangKnieptang
nunoen

O

omheiningvree
onsoens
OnweerOengweer
ooi, ooilamgirm
Op stok gaanRikken
opjagenheujen
opzijbeneffenum

P

paardpeerd / hit
PijnPien
pijppuup
pissebedkelderzog
pittig, vrijpostigstrabant
plezierschik
poependrieten
poes, katbalkhaos, dakhaos
ponypoenie
prakkenmuizen
precieskrek
ProevenPreuven
puistjepuusje

R

radenraojen
ratrot
reumarimmetiek
rijdenrieje
roderooie
rommelmeukzooi
rondneuzenscheumen
roombotergoeie botter
RupsRieps
ruziearremoed
ruzie makenkwiesten

S

schaarscheer
schandeschaand, sjaand
scheetdreet, wiend
schepbats / schup
SchillenSchellen
schoenschoe
schortschulk
SchotelSchottel
SchrijvenSchrieven
Sint-MaartenSinte-Marten, Sinte-Marten in de wienter
sinterklaassienterklaos, klaosjevaor
slaslaot
slakslek
slijmerigslieberig
smeerpoetssmeerpuup
snee b.v. in je handkip
sneeuwsnee
speculaassienterklaos
SpijkerSpieker
splintersplienter
SpruitSpruut
StaartSteert
Stammen schillenSlieten blekken
standvastigstrabant
steelsteul
stierbul
Stijl (ook wel dwarslat in een stoel) stik
suikersuker

T

TakkenbosRiezebos
tandartssmoele smid
tante AaltjeAaltje-meu
tarweweit
teen, tenentee, tejen
terug getrokken, kalm, rustigbleu
tintelenkellen
tochtig (v.e. koe) spillijk
toilethet huusje / driethuus
tuinhof
tuinbonenplatte peters

U

uiuui, u, look (ouderwets)
uiluul

V

vaarskalfkuuskalf
VaasVoas
vadervoar, voader
varkenkeu, zog
venster, raamvienster, raam
verbaasdbeduust
verhitverhetst
veulenvulling
vitragegloazekleed
Vlaamse gaaimarikolf
vleesvleis
vleesvarkenzouter
vliesvluus
vloekenvleuken
voerbak voor de varkenszeuning
voorveur
voorraadkast of binnenste van een boomspient
voortgaanavveseren
Vreemd kind of meisjeVreemd kuken
vrouwfrommes, wief
vrouwenfrullie
vruchtbare grondgeile groend
VuilVuul

W

warm etenmuus eten, muis eten
waslijndreuglien
wewullie
weg (niet aanwezig) vort
weg gaanvurt
werkwark, waark
werk tussen twee schaften inschoft
werkenwarken
wijwulie
WijnWien
wijswies
winterwienter
winterkoninkjetunekrupertje
WoestWeust
wonenwoenen
wroeten, werken in de grond, tuinvreuten

Z

zadelzoadel
zakbuul
zenuwenzeningen
zere plekstee
zeugzog
zeurenknoren
ziek dier (kip) seibel
zij (meervoud) heulie
zoekenzeuken
ZomerZoemer
zuchtenpuusten
Zuinig iemandNierikerd
zuinigerdknieperd
zwart werkenbeunen

5 opmerkingen

  1. De papklok is het klokkengelui om negen uur 's avonds. Dit geeft aan dat het bedtijd is.
  2. De woorden U of uw komen niet voor in het putters dialect. Net als in het engels worden alleen je, jie en joe gebruikt.
  3. Het Puttense dialect kent ook een aantal “grove” uitdrukkingen, die vooral in het buiten gebied werden gebruikt:
    Wat heb je een dikke buik - wat he’jie een dikke pens
    Ik heb hoofdpijn - ik het pien in m’n harses
    Ik heb hem op z’n gezicht geslagen - ik het ‘m voor z’n smoel uhsleugen
    Hij was gevallen - hie was’r neer uhflikkert
    Daar moet je met je handen vanaf blijven - doar moe je met je poten vanaf blieven
  4. In het Putters is het heel gebruikelijk dat wanneer je het over een "tante" hebt
    dat je eerst haar voornaam zegt en direct gevolgd door het woord "meu"= tante

    dus tante Aaltje wordt: Aaltje Meu
  5. Typische Puttense gerechten:
    - Karnemelkse stip mit bruune bonen
    - Toddenmoes (stampot witte kool)
    - Riest uut de buul mit stroopnat