Ossies

Ossies wordt gesproken in Oss. Ossies bevat 84 gezegden, 389 woorden en 4 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

84 gezegden

'k moet zeiken as unne ruenIk moet nodig nar het toilet
't stoa geschréve en gedrukt, ge moet krabbe woar ut juktHet staat geschreven en gedrukt, je moet krabben waar het jeukt
agge mar schik hetals je maar plezier hebt
bettie-akkum-aai?bijt hij als ik hem aai?
brôòdje àj mi sloaj mi èrpel mi juinEen broodje ei met sla, aardappel en ui
buurteeen praatje maken
D'as nie slimDat is niet erg
d'n bèkker krijge = slaop krijgede bakker krijgen (plotseling moe worden)
d'r op naaijenflink gas geven / hard rijden
d'r op peerenflink gas geven / hard rijden (2)
d'r tegenoan peereer een klap tegenaan geven
d'ruit peerevluchten / er tussenuit knijpen
da kupkedat gezichtje
da wittie niedat weet hij niet
dè is okdat is ook zo, daar heb je ook gelijk in
de’t schilt unne jasals de temperatuur oploopt.
dèh zei ik oe.dat is precies wat ik ook bedoel
doar gugget nie overdaar niet van
dun dieje van dun diejekennis van een kennis
en gè geluufd dèen jij geloofd dat
és ge dé mar witAls je dat maar weet
ge wit oit noit (nie) je weet maar nooit
Gin één vèrke dè zo oud wordtGeen één varken dat zó oud wordt. (als opmerking bij het bereiken van een (hoge) leeftijd)
Gonne wonne ponnie, ma da konnie want de ponnie wonnieGonnie wilde een pony maar dat kon niet want de pony wilde niet
GuggutGaat het
HeddumHeb je hem
hij doet orrensvals spelen
hij hi ginne zak mi erpelhij heeft geen zak met aardappelen (gezegd over een vader van een groot gezin)
Hij stölpte over den dörpelHij struikelde over de drempel
hij zit te kijke es 'n hiete geit die in 't stroi zêkthij zit te kijken als een hete geit die in het stro plast
houwt oewe moelStil!
houwt oewuh moelhou je mond
ik ha menne groete tien gestoeten aon de toffelpoet, nou is ie olling blaauwIk heb mijn teen gestoten aan de tafelpoot, nu is ie helemaal blauw
ik schei er out / uitIk houd er mee op
in de nisse stoan (leége), in de weeg stoanin de weg staan (liggen)
in de wousin de war
ja netja, inderdaad
ja zeetieecht waar (sceptisch)
Kik noar oe eigeKijk naar jezelf
kik tog nie zo nauwdoe niet zo pietluttig, doe niet zo serieus
krekzo is het maar net
krèk nie zatnet niet genoeg
krek wè'k woupecies wat ik wilde
kumt altijd és jan mi z'n eksters, komt altijd te laat
Kumt aolt daags noa de mertLoopt altijd achter de feiten aan
kunde ge da okkunt u dat ook
kwò dèk ut wisik wou dat ik het wist
kwooi dingstouterd (stout meisje / jongen)
lelliken droakvervelend persoon
lop noar de kloetega weg
moeleke teureniemand op zijn gezicht slaan
Naait d'r is ut! / Naait 'm!Ga een weg!
nèijt ur us oitga eens weg
Nouw hak oeNou had ik je toch mooi te pakken
oan de ratz zijnoveral gaan buurten
och-erumoch toch, och arme
olling doar ginder wijtiets verder op
ollingen dagde hele dag
strèlliken balverwaand figuur
tis lul, mar-t prôthet is conversatievulling zonder veel inhoud
Ullie-de gullie dun ulliën okOliën jullie die van jullie ook
un pilske vatteneen biertje drinken
unnen achtkentigelomp persoon
ut kos kojjerhet kon slechter
van wie bende ge der ennehoe heet jij
vur slèszomaar, voor spek en bonen
wa bende tog unne schuuperdwat ben toch een kwajongen
wa ette gullie?wat eten jullie?
Wa ligde tog te uirenWat vraag je lang door.
Wa mende ge nou!Wat wil jij nou!
Wanne strèlikken balWat een verwaande vent
wè doede nouwat doe je nu
wè hek oe gezeetwat heb ik je gezegd
wé zin de gé.wat zegt u?
Wé zinde gé.Wat zeg je
wè-ne kletswat een onzin
wè-wiewat, waar heb je het over
welkwat zeg je, wat bedoel je
wij doen eruit, wij doen em deruitwij gaan weg, wij zijn er vandoor
witte-nieweet je wel (achtervoegsel achter een zin)
zèdde gè wel goeëd? (de oe-klank gaat over in de -ed uitgang) ben je wel helemaal lekker?
Zedde oan de spelHeb je diarree
zedde vanoavend allienben je vanavond alleen
zuutjes oan mennekerustig aan man

389 woorden

(kei) weitver weg

A

aakuh nulbezemsteel
achtelekeachterlijke
aech gè dà mar witAls je dat maar weet
affeséreopschieten
aggeals je
ài, àjerei, eieren

B

baanddoekemaandverband (uitwasbaar, van stof)
BakwaageKinderwagen
baugbig
bazeloenoverhemd
bij
be oew kladde vattenvermanend vastpakken
bekantbijna
bekskekopje (drinkservies)
bèrrevoetsblote voeten
beschoutbeschuit
beslagberoerte
bessumbezem
bestekamerW.C.
betoassiestamp
bezettinglongontsteking
biemèsterkekoolmeesje
bien, knoku, bottubeen
bietjebeetje
blaauwblauw
blekblik
bluumkebloemetje
Boerenleenbank (in de volksmond)

boerrelienbank
Rabobank
boerumoesboerenkool
boksbroek
borstrokhemd
boutebuiten
bouwenploegen
Brienselen of brienchenHinneken
bromôlliepetrolium
brôòdje (korte 'o' klank, maar dan lang gerekt) broodje
bumkeboompje
butjebotje
buukskeboekje
buum, buu-umboom, bomen
buurte / lullenpraten, kletsen
buzienebenzine

D

d'n hofde tuin
d'n ullienjouw man
d'onsmijn vrouw
d'r nèveer naast
D'ullieJouw vrouw
dartien13
dásniedat is niet
dat
de misse grieselenhet erf aan harken
deinsdagdinsdag
den onzemijn man
der uit doenweggaan
derke, durske, meskemeisje
dérmdarm
derpeldrempel
dieje (n) (n toevoegen als volgende woord met klinker begint) die
dizze (n) (n toevoegen als volgende woord met klinker begint) deze
DoalderEén gulden en vijftig cent
doar ginne-weijtdaar ginds
doarhinnedaarheen
doe-sdoos
doepedopen
dorpeldeurdrempel
drei- uhbocht
drupkedropje
drupskedropje
durpuldrempel
durslagvergiet
duzendduizend
dörpeldrempel

E

effe / efkeseven
efkes loerriènèven plassen
eig, eigeneg, eggen
ekkelenWegwezen
en en twentig21
endekoieendenkooi
enneéén
ennen buum, twie buum1 boom, 2 bomen
érm en biejenarm en been

E

erpelaardappelen
erremoejarmoed

F

flodderbonnetuinbonen
frothoeurprutser

G

galgebretels
gè (of gij, maar gè is nog Ossieser) jij
gebekskegebakje
gementehousgemeentehuis
gezeedgezegd
giesteregisteren
gingeen
gin mensniemand
gleks makuegaliseren
gleks makuvlak maken
gleskeglaasje
goei botterroomboter
goeiekoeëp (oe lang aanhouden of over laten gaan in -ep) goedkoop
goeje daggoedendag
gongging
graafsloot
graziegarage
grieselhark
grieselenharken
groetuh moelgrote mond
grutjegrootmoeder
grutstrots
gruungroen
gulliejullie
GutgatGootsteenafvoer
gutjegootsteen
gutstiengootsteen

H

haffelhandvol
hashoofd
hedde geheb je
hédde gé gén orreheb jij geen oren
Heigheg of haag
hendigmakkelijk
himme-niksniets, helemaal niets
hinneheen
hoanhaan
hoihooi
hompen (ie hompt)mank lopen
houdoedoei
houdoe wannedaag, dag
houwmouwwervelwindje
hulliehun
hunjehond
hurde-me?hoor je wat ik zeg?

I

iemusiemand
ien1

J

jattestelen
jengelhoutgitaar
juinui
juin, juinui, uien
jungskejongetje

K

kantoerkantoor
KattebakKofferbak
keinderkinderen
kelderzeugpissebedden
kelfkekalfje
KenjeKindje
kiepkip
kiepeeijkippenei
kiepenkojkippenhok
kikvorskikker
kitsenovergeven
KlanderKleiner
kletsonzin
klieken / spauwenspugen
KnalpijpUitlaat
knenjekonijntje
Kniepzakmes
kniep (ie langer aanhouden) zakmes
knijndkonijn
knipbeursportemonnee
knolpaard
koeij / koeijkoei / koeien
Koffie drinkenlunchen
kop, kupkehoofd, hoofdje
koppijnhoofdpijn
kors-rèchtkaarsrecht
KorsmusKerstmis
koussenkarnen van melk
KrasKraai
krekprecies
kreugekruiwagen
KroezelKruisbes
kuierenlangzaam lopen
kumpkekopje
kuukskekoekje
kuuskoe / kalf
kwattachocolade reep
kweentweeslachtig
kwèlukbijna / nog maar net

L

lausluizen
lauwmanlui persoon
leerze, kemasselaarzen
lekker ruikenparfum
lèlik, lèlikenakelig, akelige (figuurlijk, over een persoon)
lèlik, lèlikenvervelend (e) (over een persoon)
lelluklelijk
loepelopen
loepe, loepuh en trijjuh (sarcastisch bedoeld) ..doar trijt ie heenlopen, wandelen
LoperekBox (voor bay's)
Louwbietserniksnut
lozziehorloge
lulbet / lulhoeurprater, iemand die veel praat
lullenkletskoek

M

maajumregen
maldermerel
mallemeuledraaimolen
meepesanttegelijk, meteen, direct
mei-jenmaaien (van gras)
mekaarelkaar
mensechtgenoot
mensman
menspersoon
mèrge (vruug) morgen (vroeg)
mertmarkt
mestermeester
mèwerdzeurpiet
mi de keinder speulespelen met kinderen
mik of broewtbrood
misseerf
misseerf, voortuin, oprit
MoalbesjeVrouwelijk konijn
moandmaand
moandag, mòndagmaandag
moelmond
moelfiepmondharmonica
molslaaipaardenbloem
mousmuis

N

NààjeNaaien
nasselsveters
neffenaast
net as okzoals
niemesniemand

O

oajerader
oaltaltijd
oarigraar
oejij, jou
oégenogen
oew, oewe (n) jouw
ollinggeheel, heel
ollinghelemaal
on de spelDiarree
onderboksonderbroek
OnjeklonjeEau de Cologne
ònloépeweglopen, vertrekken te voet
ònrijewegrijden, vertrekken met de auto

O

ons pap / mammijn vader / moeder
orreoren
orrenzen / steggelenvalsspelen
ouw manne hauszorgcentrum

P

pastoerpastoor
pèdjepad
pee-en of mangelsbieten
perdpaard
petazziestamppot
pikkendroadprikkeldraad
pilskebiertje
pisknôlleke, gruunknolletje (veevoer)
platgaoterpaardenbloemen
plee of schéthausW.C.
pliesiepolitie
plôtjeplaatje
PoasuPasen
poewtpoot
proatenpraten
pumpkepompje
pupkepopje

R

raokelestoken
raugrogge
rauwruw
rémmelderrammelaar
riepreep
rikrooietwijfelen
rimmetiekreuma
roadraad
roadhausraadhuis
roam, roame, rumkeraam, ramen, raampje
roaterratel
roedrood
roeëdrood
roesroos
rokelenpoken
rommemelk
romtuitmelkkan
russelrooster boven bv een put

S

sànderdaagsde dag erna
scheer / schierschaar
scheitenpoepen
schibbelenbeven
schibbelenbibberen
SchibberenTrillen
schielijkhaastig
schielijkplotseling
schierlukschichtig
schiklol
schikplezier
schoap, schupkeschaap, lammetje
schottelsletvaatdoek
schottesletvaatdoek
schroaseschuren
schupschop (werktuig)
SchutsletVaatdoek
schuttelkeschoteltje
schuttelsletvaatdoek
schuuperdkwajongen
schuuperdstiekemerd
SèpkeDropje
sêpkêtjekatjesdrop
Sêpstengeldropsteel
sliepsstropdas
slipcomputerlaptop
sloajsla
sloeët (oe langer aanhouden) sloot
sloffepantoffels
slônslaan
slunsslachtafval
slusletvaatdoek
smaugvuil, viezigheid
smèrlapviespeuk
smerrigsmerig, vies
snaachts's nachts
snuupkesnoepje
SpelrègursDunne benen
speulespelen
spierikperzik
spijgenkotsen
spijgenovergeven
spuulenspoelen
steekelverkenegel
stofverkehandveger
strantbrutaal
streieruzie maken
strèlikverwaand
StukskuStukje
stuulstoel
stölpestruikelen
sunterkloassinterklaas
suurkolluhzuurkool

T

taandtanden
tas koffiekopje koffie
táserttreuzelaar
te volle bediendsacrament der zieken
Tènen ut pedjeAan het einde van het pad
tes (broek) zak
tesbroekzak
tèsnuzzik / zoudoekzakdoek
tieën, tie-ën (meervoud de eerste 'ie' nog langer rekken) teen, tenen
tiejnteen, tenen
tinnufemmer
toffeltafel
trijenlopen
twé én twéntig22
twietwee
twieje2

U

uitscheije, der uitscheijeophouden, ermee ophouden
uitscheije, der uitscheijeuitscheiden, ermee uitscheiden
ullieolie
un bietjewat
un blauw jétEen blauw oog
un héffelkeEen klein beetje
Un möffelkeEen mondvol
un raein dierviezerik
un VuggelkeVogeltje
unne ollinge mikeen heel brood
ut fruukskehet vierhoekje (wijk in oss)

V

veersvaars (koe)
vèrkevarken
vertien14
vertienveertien
vettighedbroodbeleg
vloijenvlooien
voeoetuvoeten
vorrewegzandweg
vuggelkevogeltje
vullekeveulen
VurslèsVoor de grap

W

wanne
warwaar
iets
wè?wat?
welliewij
welluk?wat?
witterenvee laten drinken
woageauto
wortelstamp, wortelpetòzzieuutspot
wotterwater

Z

zeigschottelmelkvergiet
zeikenmekkeren
zeikenplassen
ZèikwurmMier
zeikwurm, zeikwurmeneikel
zessiezeis
zeuve7
zeuvezeven
zieverenzeuren
zieverzak of mauwhoerzeurpiet
zievuruhzeveren
zoaterdag, zotterdagzaterdag
zoeigier
zogzeug
zoudoekzakdoek
zulliezij
zwetshoeuroverdrijver (iemand die overdrijft)

4 opmerkingen

  1. Een Osse schone kreeg verkering met een Amerikaan, hij zei: oh my sweethaert. zei zei: weh, zwiet ik hart.
  2. Ik meen Ossiese sprekers (of uit Noord-Oostbrabant) vaak te kunnen herkennen aan de Ossiese rollende 'r'. Dit lijkt soms wel wat op een Spaanse rollende 'r', waarbij de tong vooraan tegen de tanden trilt in plaats van achter in het gehemelte. Dus absoluut niet zoals de Gooise 'r' ofzo, maar ook wel duidelijk anders dan hoe sommige andere Brabanders of anderen onder de rivieren (Limburgs) de 'r' uitspreken.

    Probeer de volgende worden maar eens uit te spreken met een Spaanse 'r' en het klinkt meteen Ossies: graag, oarig, strelluk, geodriehoek. Ook de 'r'-klank in `Bèrige` (Berghem) dient op die manier uitgesproken te worden.

    Andere klanken waar Noordoost-Brabanders aan te herkennen zijn, zijn de 'ui' en 'ij' klank. Als ze op de radio iemand aan de telefoon hebben die zegt `Ik stond net boituh.` (buiten) of `Ik was met een bail aan het hakken.` (bijl), dan is er een grote kans dat het een Ossenaar of iemand uit die omstreken is.
  3. Mijn zoontje vraagt aan mijn vader (Willy Ceelen)
    'Opa hoe oud wordt je morgen ook alweer'?
    Waarop mijn vader antwoord;
    , drie-un-suvventig (73) jóar wor ik'r mérguh, EN GIN ÉÉN VÈRKU DÈ ZÒ OUD WORDT!'
    (En geen één varken dat zó oud wordt)
    Ik zeg, wat zeg je nou pap?'
    Die uitdrukking schijnt gebruikelijk te zijn in het 'Ossies' alleen had ik er nooit eerder van gehoord.
    Ik vondt't wel grappig!
    Groetjes Angela.
  4. Ossenaren praten geen 'Ossies', maar plat Oss' of gewoon Oss'. Ossies is bedacht door import in de jaren 70, toen veel mensen bij de osse fabrieken kwamen werken en die de echte Ossenaren niet konden verstaan. Maar het woord 'Ossies', is niet het goede woord voor ons dialect en kan echt niet gebruikt worden voor echte Ossenaren.