Huizers

Huizers bevat 55 gezegden, 533 woorden en 4 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

55 gezegden

't is in z’n rugge ëscheuten,'t is in z'n rug geschoten
't is water en wijnder zit geen voeding in
’n beschimmeld móngkieneen onschuldig gezicht, van niets wetende
’n groët jaar vrómruim een jaar geleden
’t aindjen zal de last wel dragenhet komt vanzelf wel goed
“As ’t nijt ingewikkeld is deugt ’t teugesworig gien meer.”Als het niet ingewikkeld is, deugt het tegenwoordig niet meer.
ansjovis is vis as d'r aarst nijt ishonger maakt rauwe bonen zoet
as 'n hóngd óp 'n zieke kooals een bok op een haverkist
as haer óp een hóngddruk of erg veel
Beljaat/Beljanuk, dat zai ik toch!Nou, dat zei ik toch! Ja, dat zei ik toch
bol an, taatjenrustig aan, jongen
d'r is tevuul dak op 't huiser zijn teveel meeluisteraars
dat is mósselige melkdat is geen zuivere koffie
de snie is d'r uitgoede verstandhouding verbroken
de snie is t' r ofhet is over, voorbij.
De zever loëpt nou al m’n móngd uit!Het water loopt me al in de mond!
dijmie vur dan dooënzo vlug mogelijk iets doen
foezelenniet geheel de waarheid spreken
gien asem vur geld hemmenhet veel te druk hebben
gien morrie hemmengeen fut hebben
hij gaet deur de deur deurhij gaat door de deur
hij het een leven as een luis óp een zeer hoëfdhij heeft een goed leven
hij het een mingelen broek en 'n pijntjies gatIemand met een grote mond
hij leup as een tiekhij liep heel snel
hij verhaarden of verstaarden nijthet deed hem totaal niets
hij zeup as een piele en zij kreeg klappen as zangdalcoholist als man
hij-je al 'n scharreltjen?heb je al een beetje verkering?
hij-je nijt dan kaj-je nijtheb je niets dan kan je niets
ik bin zoë zat as uitgespeugen spek, doëdofik ben doodmoe
ik kan ’t bijkangs gien meer ofwachtenIk kan't bijna niet meer afwachten
ik kan d'r wel suiker uit kaauwenik vind het heel lekker
ik stae dee zaak nijt argik sta niet achter die zaak
in bedde kómmen van een kijndjenbevallen
je kómmen van 't pissebedde in 't kakkebeddehet gaat helemaal verkeerd
je vangen gien ouwe mórs mót loës koreneen kenner laat zich niet beetnemen
kaerswerk is naerswerkin de schemer (bij kaarskicht) bezig zijn
laet de boeren mar dorsengezegd als men zich ergens niets van aan moet trekken
langest zee loëpenlangs het water van het huidige Gooimeer lopen
lekker mouten, nijt te ropperiglekker eten, niet te gulzig
lieve hart!lieve help!
nijt mie bemeuien!bemoei je er niet mee!
oë dóndero donder
papeklooien zeuken óp de nengeaardappelzaadballen zoeken op de eng
schaif over schoeks gaenschuin oversteken
spek in 't hóngdenest gooienpaarlen voor de zwijnen werpen
spiering is vis as t'r aarst nijt is.spiering is vis als er anders niets is
thee uit een téëltjen drinkenhete thee drinken vanaf een schoteltje
van 't pissebedde in 't kakkebedde kómmenvan kwaad tot erger
vróm en tómheen en terug
vur schóbbetjen bóngt staenvoor schut staan
wat een neutig apeteersiewat een leuk kind
Wijnd zat, mar gien haeringhet zit niet op alle fronten mee
z'n aigen mast overboord zailenzijn eigen boontjes doppen
zoë schooën as zullëverschoon, helder( als zilver)
zu’k lachen, kijndwat hebben we gelachen!

533 woorden

'n trisseltjenbeetje, ietsepietsie
's aauwus's avonds
's zóndas's zondags
't ouweliedehuisbejaardentehuis
(voort) dijmiestraks
(weg)glissen(weg)glijden
' s marrëges's morgens
' s naks's nachts

A

aarhallefanderhalf
aarigvreemd
aarst, héël aarstanders, heel anders
aelpaling, aal
aerëpelsaardappel
aerëpels jassen / schellenaardappels schillen
aerëpelschellenaardappelschillen
aiereieren
alléënigalleen
allemolallemaal
AlmèreAlmere
ammaraldoor
ammarsteeds, elke keer, alsmaar
ampartapart
an de kurf ësteuten vølenzich geraakt voelen
anstrantbrutaal
antekërenin ondertrouw gaan (aantekenen)
anvalligaantrekkelijk
appelbleusdonkerroze verf
appelsinensinaasappels
areandere
are jaarvolgend jaar
armeu, arremeuarmoe
asals
auweseren / aveserenbeter worden
avereksaverechts

B

baersbaars (vis)
balletjenulevel
bangdeband
bargberg
barre roopernstige preek van een dominee
batraafondeugend jongetje
béënbeen
bel heerokkenlieve help
BeljadieJazeker, nou en of,
bemeuienbemoeien
berappenbetalen
beschimmeld, blooiverlegen
bestiebedstee
bezeupen, staerisdronken
bietjenbeetje
biezónger, héël biezóngerbijzonder, heel bijzonder
bijkangsbijna, zowat
bikstéënklompenwitsel
blaauwblauw
blaauw koegeltjenzakje blauw (v.d. witte was)
blaauw waterwaterige melk
blakblak
blak waterrustig water
BlarrecómBlaricum (gemeente)
BlarrecómmerBlaricummer
bóbberenknikkeren
boekenstompen
boerejóngesboerenjongens (drank)
boketórrelieveheersbeestje
bókkenbukken
bókkesbokking
bol (zand) mul (zand)
bol anzonder haast
bómbakmombakkes
bómijsnatuurijs met grote luchtbellen
bónkertjenkorte winterjas
booënenbonen
boogvliegervlieger (voor kinderen)
bookboek
booken, bookiesboeken, boekjes
bookëtboekweit (plant )
bósschópboodschap
bótterboter
braejenbraden
braienbreien
braien en haekenbreien en haken
brangdbrand
bratbreiwol
breuibroei (hooibroei)
breuierigbroeiërig
breurbroer
breur(s)broer(s)
breurtjenbroertje
broederrozijnen-krentenbrood in juspan
bruigómbruidegom
buiteluierspersonen van buiten de gemeente
buiteminsenniet autochtone Huizers
buitewijndoosterwind
bulleboerdekstierhouder
bun, ruimvisben op vissersschip, botter
burrëgemiesterburgemeester
bønderborstel (boender)
bønderen, haisteren, giepsenhard werken

D

daerdeurdaardoor
darpdorp
dartien13
dartig30
de ketel over hangenwater aan de kook brengen
de ketel overhangende ketel boven het vuur hangen
desseldeksel
deurdouwendoorduwen
deuren- en vainstergelddeuren- en venstergeld (oude belasting)
dezeldedezelfde
diendertjenborrelglaasje (zonder voet)
dijmiedadelijk
dijmiestraks
dijnsdasdinsdags
dijnsdëgendinsdagen
dikkels, vuultijs, parte kerendikwijls
dóndervliegonweersbeestje
dooëlhofdoolhof
dooënlijkdoenlijk
dóppersdoperwten
draeddraad
dree3
dreeëndrieën
dreffieszojuist
driestdor droog gras
driestdroog / dor gras
droëg watersoda
drolledrol
duiken (verl.tijd deuken, ëdeuken)duiken (verl.tijd doken, gedoken)
dumhem, zijn
duzed1000
ëbeurengeboren

E

eekazijn
éëlteelt
éën1

E

een dotveel
een reeje bek hemmengrote mond hebben
een vurrëlvier mannetjes ( speculaaskoeken) in een pond
éëngaalregelmatig

E

effetjieseven
ëwurrengeworden

F

fetloozeeppoeder
flaauwflauw
flapbof (kinderziekte)
flussieszo-even
flussieszojuist
fokseren, ëfokseerdforceren, geforceerd
fulliciteren/filisiterenfeliciteren

G

gaerengaren
gaetgaat
garéëlgareel
gatbangdelangwerpig lint aan schort
geblómdgebloemd
geloëziehorloge
gemaekgeklets
geraziegarage
geutgoot
gien éënniet één
goeëie genachten (nog an too)goeie genade ( nog aan toe)
goekoëpgoedkoop
góldengulden
górsenhard regenen
grippelgreppel
groësgroots (opschepperig)
groezeligvuil, smerig
groeziggraag (met eten)
grómingewanden
grómmetjeningewanden ( van een vis)
gróngdgrond
grøngroen
grønte (n)groente (n)
gurnielgarnaal
gurzijnen mót brangdewijnboerenjongens (drank, rozijnen op brandewijn

H

haeringharing
haerneusprecies iemand
haerneuszeurpiet
HaindrukHendrik (naam)
haisteren, giepsenzwoegen, hard werken
hallëfien, snarsien, slukkienborreltje
hangdhand
hangevisrokerij
hangebaaseigenaar van visrokerij
happienvoordeel / pretje
hardesnel, gauw
héëlegaar, héëlemolhelemaal
héëlemol nijthelemaal niet
héëneweg (verdwenen)
heggehaag
hennehen
hietanijsmelk
hilderzolder
hoëfdhoofd
hoëfdhaerhoofdhaar
HollangdHolland
holleblókklomp (schoeisel)
hóngdeblómpaardenbloem
hóngderd100
hóngderdenéën, hóngderdentwee, hóngderdendree101, 102, 103 etc.
hóngderdjenplatte mand voor honderd bokkums
hoohoe
hooibarghooiberg
hoovuulhoeveel
hórrelvoeëtongelukkige voet
hou óppe!hou op!
huishouwen, werk in de huishoudinghuishouden
huisouwenhuishouden, gezin
Huizer banningHuizer grondgebied
hukke, hoen, wafferenwelk soort
humhem

I

iezelengriezelen
IJzukIzaak (naam)
imboelinboedel
inéënenineens

J

JaauwukJacob (naam)
je centen vermórselenverkwanselen ( bv. je geld)
je galle uitspuigenkwaadheid laten blijken

K

kaeikade
kaeskaas
kakelengepraat van vrouwen
kalkedotterknikker (goedkope, van kalk)
kammenschuimkoppen op de golven
kammenetkabinet
kammeraadvriend
kammeraaskameraden
kammeraasvrienden
kangskans
kannekan
kapertjenwintermuts voor meisjes
karrekar
karstaankastanje
kasselemaimeikever
keuperasiecoöperatie
kijerkinderen
kijerspelletjieskinderspelletjes
kijndkind
klaerighaid makenalles klaar maken
klapschellinghabbekrats
kleejenzich kleden
kleejen en schenkenIemand afleggen en koffie / thee serveren op een begrafenis
klessietikkertje
kliervervelend iemand
klirskopzwerende hoofhuid
knapslagdonderslag
knieperigzuinig, gierig
knije, knijenknie, knieën
knijn, d’r lui knijnkonijn, hun konijn
knoëpknoop
koërapenkoolrapen
koffie kokenkoffie zetten
kokelapperarmoedzaaier
kokkienestroopballetje (snoep)
kómmetjenkopje
kóngkelefoezensamenzweren
kook, kookiekoek, koekje
kouwekou
kouwe bakkerbroodbezorger (geen bakker)
kouwetjenlichte verkoudheid
kraeikraai
KréëlisCornelis (naam)
kremmerdhavik
krijtenhuilen
krijtertstukken gesneden pannekoek in (karne)melk
kroepkinkhoest
krókhagelachtige sneeuw
kuierenwandelen
KursaauwudKerstmis
kwanignauwelijks
kwintjenvuiltje

L

langdland
langdhappertjenlandverovertje
langestlangs
loëpenlopen
lønenleunen

M

maeienmaaien
maeken, klessenkletsen
maertmaart
maieloësgeen zin hebben, moe zijn
maisiemeisje
makke dijsseldovenetel
makkervriendin
makkersvriendinnen
mangdemand
mannetjiesspeculaasjes
marriekolfvlaamse gaai
metéënenmeteen, direct
meumoe
meuëlijkmoeilijk
meugelijkmogelijk
meuitemoeite
meutje(n)tante
mie-ëneumen, mieëneumenmeegenomen
miegelen / wiemelenkrioelen
miersheel zoet
mingeleninhoudsmaat
mingelentwee liter
minsvrouw (echtgenote)
moekerigwarm-benauwd
molgek
molmal
móngdmond
mórsmus
mót een koegelsgangheel snel
moutenlekker eten
mózzenmoesten
musmuts
mølenmolen

N

naauwnaersbekrompen iemand
naauwnaerscriticus
naeldenaald
NaerdenNaarden
naestnaast
nakëdnaakt
narmarm (lichaamsdeel)
NederlangdNederland
neejennee
nemmeremmer
nengeenk, eng, es. (landbouwgrond)
nennevrouw
neutigleuk, fijn, aardig
niepenknijpen (in arm)
nieteliggeirriteerd
nijtniet
nijw (e)nieuw (e)

O

oë górsakpotverdorie
oë górsakverdorie
oëta, tetta, opagrootvader
oëtje (n), opoeoma
oëtjen, opoegrootmoeder
ofboekenslaan
ofleggen en kleejeneen overledene wassen en kleden
ofpoesenzoenen (afzoenen)
oftrouwenechtscheiden
óm z'n aarzende een na de ander
ómslagdirect
ómweren, 'n ómweersbuieonweren, een onweersbui
óngerlestlaatst, onlangs
óngersteonderste
óngertussenondertussen
óngerwegonderweg
ónnoëzeldom, onnozel, vreselijk
ónnoëzelvreselijk, onnozel
óp huis anhuiswaarts
ópbijndenopwinden (van de klok)
ópësniejenopengesneden

O

ouwerwes, ouwerwesseouderwets, ouderwetse
ovvëkleuven = volt. werkwoord
ofgekleuven = bijv.naamwoord
afgekloven

P

paerdevlaispaardenvlees
paerspaars
pallemetasie, en / of femieljefamilie
pampierpapier
pangkookpannekoek
pangkookspanne, vispangkookspannekoekenpan, koekenpan speciaal voor vis
papeklooienaardappelzaadbollen
papeklooien zeuken óp de nengeaardappelzaadbollen zoeken op de eng
papklókluidklok om 21.00 uur
parte kerendikwijls
parte kerensoms
parte kerenvaak (genoeg)
persiesprecies
peteroëliepetroleum
peuoudtante
peulenpeulen, peultjes
pieleeend
pierewietenpinkelen (kinderspel)
pierewietenspel met een aangepunt stukje hout
PijnsterenPinksteren
pijntjeninhoudsmaat
pijntjenkan (1 liter)
pinnezweersteenpuist
plaegenplagen
plaesplaats
pliesiepolitie
póddeneusvuil, samengeklonterd
poeszoen
poesenpoetsen
poesiezoentje (tegen klein kind)
póngdpond (gewicht)
praiprei (groenten)
pramberen, preberenproberen
prevensiehoutverfhout
prikneusduizendschoon (bloem)
puuspoes

R

raizenreizen
rebbankbuffetkast
reddeurtelkens, doorlopend, aldoor
reeje bekbrutale mond
regëren, regert, ëregerdregenen, regent, geregend
rizzeluitkordaat, flink.
roëje hóngdrode hond (kinderziekte)
roëked vlaisrookvlees
róngdómrondom
rooroede (grondoppervlakte)
roppengulzig schrokken
ropperiggulzig
ruggerug
ruzelreuzel (varkensvet)
ruzelspekvet

S

schaepschaap
schaerschaar
schaesen, schaesen rijenschaatsen
schaifscheef
schepelkwart mud
scheumenrondneuzen
schiftigschuw, angstig
schoekjeuk
scholleschol (vis)
schouwerschouder
schuin over schoeks, schaif over schoeksoverdwars
schullëkschort
seuvetigzeventig
slieslee
slietje rijensleetje rijden
slupenslepen
snaarschoonzuster
snaeienstiekem snoepen
snars, , snarsie(n)niets, klein beetje, borreltje
snarsienscheutje
sneutelsleutel
sniesnee
snijen , snie, ësniejensnijden (verl. tijd sneden)
snijersgatsplit in zijkant Huizer vrouwenrok
snirsenbakken
snóbbigjammer, sneu
snóbbigzielig, treurig, sneu
sparrebekkenarmoe lijden
speekspaak
spensezeeptoiletzeep
spietenvis aan een speet rijgen
spuigenspugen
spølenspelen
spølenspoelen
spønspeen
staenstaan
starksterk
startstaart
stiegsteeg (straatje)
stijfhard
stoeëlstoel
straetstraat
struifkangtfijne (dure) kant van kleding
stuksnee brood
stukkezakkiekatoenen zakje voor brood
suikelaadmelkchocolademelk

T

taatjeman
taeie bókkesgerookte haringen
tangdetand
tee, teejenteen, tenen
téëltjen, schutteltjen, schórteltjenschotel
tetta, opaopa
teugentegen
teugesworigtegenwoordig
teuventraag (eten) aarzelen, twijfelen
tijen verangerentijden veranderen
tiktaeien, strijenruziën
tónne, kijertónnekinderstoel
tootoe
trikkertkindervlieger
trisseltjenbeetje
trisseltjenklein beetje
trouwestrouwens
twee2
twijntig20

U

uieui
uiedoëphachee
uitduienuitleggen, voordoen
UitertUtrecht (de stad)
urrëmerglazen stuiter
urrëmerknikker

V

vallen, vul, ëvullenvallen (op de grond)
van goeëie aier ëzet wezenvan goeden huize komen
van je pinnetjen gaenin onmacht vallen
van tevurrenvan tevoren
vanaauwudvanavond
vandaervandaar
vateldookvaatdoek
vekansie, óp vekansie gaen.vakantie, op vakantie gaan
verbeujenverboden
verbijndingverbinding
verevreternare vrouw
vijf5
vis mót béënen`vis met graat
vistermanvisserman
vlaisvlees
voegelvogel
Volledammersinwoners van Volendam
voortdadelijk
voortstraks
voortzoëdadelijk
voortzoëstraks
vroge voegelvroege vogel
vrogervroeger
vrómterug
vrómverschietjeverstoppertje
vrómverzeukenuitnodigen tot deelname aan begrafenis
vuister / duveltjekacheltje op botter
vullusvuilnis
vur 'n week vróm / vurrëge weekvorige week
vur gien doëdslaenvoor niets ter wereld
vurdéëlvoordeel
vurjaarvoorjaar
vurralvooral
vurrëgvorig
vurrëlkwart
vuulveel
vuurduveltjeklein laag kacheltje
vølenvoelen

W

wafferenwat voor een
wartelingwrat
wéëlwie
wegbrengeniemand begraven
welderiesweleens
wepswesp
werrelds, vuus te werreldswerelds, veel te werelds
wijndwind
wijnterwinter
wijnterwortelswinterwortels
wurd(t)word(t)
wurren, wurden, ëwurrenworden, werden, geworden
wølenwoelen

Z

z’n aigen heugen!zich herinneren
zachieslangzaam
zaeienzaaien
zaikenzeuren
zaikerigzeurderig
zangdzand
zangderijzandgroeve
zangdhappermachinist van een graafmachine
zeutzoet (tegenovergestelde van zuur)
zeuven7
zeuvetien, seuvetig17,70
zeverspeeksel
zeverenkwijlen
zoemerzomer
zolftvuilnisbelt
zwiepzweep
zwónkflits

4 opmerkingen

  1. Je maken me van m’n apperdepo
  2. Op 9 oktober 2015 is verschenen Het Woordenboek Huizer Dialect. Duizenden woorden met veel voorbeeldzinnen, een cd met de teksten erbij in het boek, een inleiding over de Huizer Dialect Werkgroep (sinds 1971), een verantwoorde spelling i.s.m. het Meertensinstituut, en enige grammatica. Ook bijna honderd foto's van Huizen erin.
  3. taeie bókkes wordt soms ten onrechte geschreven als taeje bókkes, dat klopt niet!
  4. ⭐️ Vroeger kregen de Huizer kinderen de avond voor kerst een 'vurrël' (vier mannetjes,-dat zijn de bekende speculaaskoeken- in een pond) die op kerstmorgen als ontbijt werd gegeten.