Vertaal
Naar andere talen: • zwendelen > DEzwendelen > ENzwendelen > ES
Vertalingen zwendelen NL>FR
zwendelen (ww.) avoir (ww.) ; décevoir (ww.) ; duper (ww.) ; écorcher (ww.) ; enjôler (ww.) ; escroquer (ww.) ; étriller (ww.) ; faire le charlatan (ww.) ; flouer (ww.) ; mettre dedans (ww.) ; tromper (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zwendelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afzetten
NL: bedonderen
NL: bedriegen
NL: beduvelen
NL: belazeren
NL: besodemieteren
NL: misleiden
NL: oplichten