vlag

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[vlɑx]
Verbuigingen:	-gen (meerv.)

doek in een of meer kleuren dat een land of een partij vertegenwoordigt of dat dient om een signaal te geven - drapeau (le ~)

met een vlag zwaaien - agiter un drapeau de vlag hijsen - hisser le drapeau De vlaggen wapperen in de wind. - Les drapeaux flottent au vent.

de witte vlag (=vlag waarmee je zwaait als je je overgeeft) - le drapeau blanc

© K Dictionaries Ltd.

de vlag (m)	le pavillon
de vlag	bannière (v) ; drapeau (m) ; étendard (m) ; fanion (m) ; flamme (v) ; oriflamme (v)
vlag	barbule ; drapeau ; étendard ; fanion ; flag ; indicateur ; pavillon ; repérage

Bronnen: Diving dictionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: banier
NL: standaard
NL: vaan
NL: vaandel
NL: vendel

NL: de vlag strijken (voor) FR: amener le pavillon
NL: met vlaggen versieren FR: pavoiser
NL: onder goedkope vlag varen FR: porter pavillon de complaisance