Vertalingen uitdrijven NL>FR
uitdrijven (ww.) | chasser (ww.) ; expulser (ww.) |
uitdrijven | blanchir ; chasser ; donner de l'air ; épuiser ; espacer ; expansion d'approche ; expulsion ; ouvrir au feu ; remontée |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `uitdrijven`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: uitbannenNL: uitjagenNL: uitwijzenNL: verbannen