Vertaal
Naar andere talen: • trainen > DEtrainen > ENtrainen > ES
Vertalingen trainen NL>FR

trainen

werkw.
Uitspraak:  [ˈtrenə(n)]
Verbuigingen:  trainde (verl.tijd ) heeft getraind (volt.deelw.)

regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid - entraîner
iemand trainen voor het kampioenschap - entraîner quelqu'un pour le championnat
hard trainen voor de komende wedstrijd - s'entraîner intensivement avant le prochain match
een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis - entraîner un cheval à sauter un obstacle élevé

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
trainen (ww.) apprivoiser (ww.) ; contraindre (ww.) ; domestiquer (ww.) ; dompter (ww.) ; dresser un animal (ww.) ; éduquer (ww.) ; entraîner (ww.) ; exercer (ww.) ; faire des exercices (ww.) ; former (ww.) ; instruire (ww.) ; s'entraîner (ww.) ; s'exercer (ww.)
het trainenle exercice
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `trainen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: africhten
NL: bekwamen
NL: coachen
NL: dier africhten
NL: dresseren
NL: harden
NL: oefenen
NL: ontwikkelen
NL: opleiden