Vertalingen samenleven NL>FR
samenleven
werkw.
Uitspraak: | [ˈsamə(n)levə(n)] |
Verbuigingen: | leefde samen (verl.tijd ) heeft samengeleefd (volt.deelw.) |
als partners of gezinsleden samenwonen -
vivre ensemble , vivre sous le même toit Dit jochie heeft nooit in een normaal gezinsverband met zijn ouders samengeleefd. - Ce gamin n'a jamais vécu avec ses parents dans un cadre familial normal. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
samenleven (ww.) | cohabiter (ww.) ; vivre en concubinage (ww.) |
samenleven | vivre |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `samenleven`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: samenwonen