het papier

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[paˈpir]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) dun materiaal waar je bijvoorbeeld op kunt schrijven - papier (le ~)

Verbuigingen:	g.mv. (meerv.)
wc-papier - papier hygiénique krantenpapier - papier journal pakpapier - papier kraft
iets op papier zetten (=iets opschrijven) - écrire quelque chose

2) vel papier (1) - papier (le ~)

een stapel papieren - une liasse de papiers

goede papieren hebben (=veel kans maken) - avoir de bonnes chances de réussir

[paˈpir]
[mv: papieren]

1 g.mv.dun materiaal waar je bijvoorbeeld op kunt schrijven - papier (le ~(m))

  `wc-papier`
  papier hygiénique

  `krantenpapier`
  papier journal

  `pakpapier`
  papier kraft

  iets op papier zetten
   (= iets opschrijven) - écrire quelque chose



2 vel papier (1) - papier (le ~(m))

  `een stapel papieren`
  une liasse de papiers

  goede papieren hebben
   (= veel kans maken) - avoir de bonnes chances de réussir


© K Dictionaries Ltd.

het papier	papier (m) ; pièce justificative (v) ; pièce probante (v)
papier	certificat ; le document ; papier ; support papier ; titre

Bronnen: Antiquarian Dictionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek




NL: bankbiljet
NL: bewijsstuk
NL: diploma
NL: waardepapier

NL: gerecycleerd ontinkt papier FR: papier récupéré désencré
NL: papieren FR: pièces (v mv) FR: (effecten) titres, fonds, effets (m mv) publics
NL: op papier brengen FR: coucher par écrit
NL: alleen nog maar op papier bestaan FR: n'exister qu'à  l'état de projet
NL: in de papieren lopen FR: coûter gros