de opzet

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:

[ˈɔpsɛt]

wat je wilt bereiken - intention (la ~)

met opzet (=expres) - intentionnellement/exprès/délibérément

© K Dictionaries Ltd.

de opzet (m)

dessein (m) ; intention (v) ; planification (v) ; projet (m) ; propos (m) ; résolution (v)

Bron: interglot




NL: bedoeling
NL: doel
NL: plan
NL: planning
NL: voornemen

NL: met opzet FR: à  dessein, de propos délibéré
NL: met opzet tartend FR: volontairement provocant
NL: hij heeft het niet met opzet gedaan FR: il n'y a pas mis de malice
NL: zonder opzet FR: sans le vouloir