nul

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[nʏl]
Verbuigingen:	-len (meerv.)

1) het getal 0 ^wiskunde - zéro (le ~)

Een getal delen door nul is onmogelijk. - Il est impossible de diviser un nombre par zéro.

nul op het rekest krijgen (=niet krijgen wat je vraagt) - essuyer un refus

2) iemand die je niet belangrijk vindt - nullité (la ~)

Hij mag dan de chef zijn, ik vind hem een nul. - Il a beau être le chef, je le considère comme une nullité.

© K Dictionaries Ltd.

nul	nul ; zéro ; conducteur neutre ; rest 0 ; zéro

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: cijfer
NL: code
NL: geheimschrift
NL: monogram
NL: niets
NL: nietsnut
NL: nihil
NL: sukkel
NL: waardeloos

NL: hij is een grote nul FR: il est d'une parfaite nullité
NL: van nul en gener waarde FR: d'aucune valeur
NL: nul op het rekest krijgen FR: essuyer un refus
NL: twee tegen nul staan FR: avoir deux buts à  zéro
NL: nul graden FR: zéro degré
NL: op nul stellen FR: (comp.) écraser