nodig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈnodəx]

waar je niet zonder kunt - nécessaire

dringend nodig hebben - avoir un besoin urgent de

© K Dictionaries Ltd.

nodig

d'importance ; d'urgence ; essentiel ; exigé ; indispensable ; inévitable ; nécessaire ; nécessairement ; requis ; absolument ; besoin de ; justifié ; obligatoire ; utile

Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek




NL: benodigd
NL: dringend
NL: noodzakelijk

NL: nodig moeten FR: éprouver (of avoir) un besoin pressant (W.C.)
NL: (erg) nodig hebben FR: avoir (grandement) besoin de
NL: 2 uur nodig hebben om FR: mettre deux heures à 
NL: hoog nodig FR: urgent
NL: nodig maken FR: nécessiter
NL: het nodig vinden om FR: trouver nécessaire de
NL: daar heb je niet mee nodig FR: cela ne te regarde pas
NL: zo nodig FR: à  la rigueur, au besoin
NL: hij heeft het nodige om te stoken FR: il a de quoi chauffer