knip

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[knɪp]
Verbuigingen:	-pen (meerv.)

1) slot dat je met een schuif open en dicht doet - verrou (le ~)

de knip op de deur doen - verrouiller la porte

2) portemonnee - portemonnaie (le ~)

je hand op de knip houden (=zuinig zijn) - être près de ses sous

© K Dictionaries Ltd.

de knip (m)	bourse (v) ; fermoir (m) ; loquet (m) ; porte-monnaie (m) ; targette (v) ; verrou (m)
knip	chiquenaude (v) ; coupure ; coupure simple brin ; encliquetage ; entaille ; pichenette (v) ; verrou ; verrouillage

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: beurs
NL: deurknip
NL: grend
NL: grendel
NL: knipslot
NL: knipsluiting
NL: portefeuil
NL: portemonnaie
NL: portemonnee
NL: schaarsnede

NL: geen knip voor de neus waard zijn FR: ne valoir rien
NL: de knip doen op FR: verrouiller