Vertaal
Naar andere talen: • grissen > DEgrissen > ENgrissen > ES
Vertalingen grissen NL>FR
grissen (ww.) attraper (ww.) ; barboter (ww.) ; chiper (ww.) ; faucher (ww.) ; piller (ww.) ; piquer (ww.) ; prendre (ww.) ; rafler (ww.) ; s'emparer de (ww.) ; souffler (ww.) ; subtiliser (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `grissen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afpakken
NL: aftroggelen
NL: bietsen
NL: gappen
NL: graaien
NL: grijpen
NL: inpikken
NL: jatten
NL: nemen
NL: ontfutselen