Vertalingen fiets NL>FR
fiets
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fits] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
vervoermiddel waarvan je de wielen via een kettingsysteem aan het draaien brengt door op pedalen te trappen -
vélo (le ~), bicyclette (la ~) racefiets - vélo de course transportfiets - vélo de transport de marchandises de fiets nemen - prendre son vélo |
Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen? (=wat overkomt me nou?) - Eh ben, mon cochon!
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de fiets | bécane (v) ; bicyclette (v) ; cycle (m) ; deux roues (m) ; vélo (m) |
fiets | bicyclette ; byciclette ; vélo |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `fiets`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bycicletteNL: karNL: rijwielNL: stalen rosNL: tweewielerNL: veloNL: zwijntjeUitdrukkingen en gezegdes
NL: op een
fiets zitten, rijden
FR: monter à bicyclette