Vertalingen Engels NL>FR
I het Engels
zelfst.naamw.
de Engelse taal -
anglais (le ~) Engels spreken - parler anglais Het cursusboek is helemaal in het Engels. - Le livre de l'élève est complètement en anglais. |
II Engels
bijv.naamw.
uit of van Engeland -
anglais/-aise een Engelse tv-serie - une série anglaise |
[ˈɛŋəls]1 de Engelse taal - anglais
[ɑ~glɛ] (le ~(m))
`Engels spreken`
parler anglais
`Het cursusboek is helemaal in het Engels.`
Le livre de l'élève est complètement en anglais.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Engels`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: EngelsmanNL: EngeltaalUitdrukkingen en gezegdes
NL: Engelse Kerk
FR: Eglise (la) anglicaneNL: Engelse sleutel
FR: clé (la) anglaiseNL: Engelse ziekte
FR: rachitisme (le)NL: lijder(es) aan
Engelse ziekte
FR: rachitique (le & la)NL: het
FR: l'anglaisNL: op zijn
Engels
FR: à l'anglaiseNL: een
Engelse
FR: une AnglaiseNL: de
Engelsen
FR: les Anglais (m mv)