Vertalingen afhouwen NL>FR
afhouwen (ww.) | abattre (ww.) ; couper (ww.) ; retrancher (ww.) ; trancher (ww.) |
het afhouwen | fait d'abattre (m) ; fait de couper avec des coups de hache 1 (m) ; fait de tailler (m) ; fait de trancher (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afhouwen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afhakkenNL: afkappenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand het hoofd
afhouwen
FR: décapiter quelqu'un.