Vertaal
Naar andere talen: • afbeulen > DEafbeulen > ENafbeulen > ES
Vertalingen afbeulen NL>FR
afbeulen (ww.) besogner (ww.) ; peiner (ww.) ; se tuer (ww.) ; surmener (ww.) ; trimer (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `afbeulen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanpoten
NL: afjakkeren
NL: afsloven
NL: buffelen
NL: hard werken
NL: kapotwerken
NL: martelen
NL: pezen
NL: pijnigen
NL: ploeteren