Vertalingen aanroepen NL>FR
aanroepen (ww.) | aborder (ww.) ; accoster (ww.) ; appeler (ww.) ; arraisonner (ww.) ; convoquer (ww.) ; crier (ww.) ; embaucher (ww.) ; engager (ww.) ; interpeller (ww.) ; inviter (ww.) ; invoquer (ww.) ; prendre d'assaut (ww.) ; s'achever (ww.) |
het aanroepen | interpellation (v) ; invocation (v) |
aanroepen | exécuter |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `aanroepen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: inroepenNL: inviterenNL: praaienNL: toeroepen