Vertalingen zaterdag NL>FR
de zaterdag
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈzatərdɑx] |
| Verbuigingen: | -en (meerv.) |
de zesde dag van de week, tussen vrijdag en zondag -
samedi (le ~) | werken op je vrije zaterdag - travailler le samedi alors que c'est un jour chômé. |
Paaszaterdag (=de zaterdag vóór Pasen) - le samedi saint
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de zaterdag (m) | samedi (m) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `zaterdag`

Voorbeeldzinnen laden....