Vertalingen uitkleden NL>FR
uitkleden
werkw.
Uitspraak: | [ˈœytkledə(n)] |
Verbuigingen: | kleedde uit (verl.tijd ) heeft uitgekleed (volt.deelw.) |
1) kleren uitdoen -
déshabiller de kinderen uitkleden - déshabiller les enfants je snel uitkleden - se déshabiller rapidement |
de pensioenvoorzieningen uitkleden (=de pensioenvoorzieningen tot een minimum beperken) - réduire au minimum les régimes de retraite
|
2) te veel laten betalen -
plumer Dat zijn oplichters; ze kleden je helemaal uit. - Ce sont des escrocs; ils te plument un max. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
uitkleden (ww.) | dépouiller (ww.) ; dérober (ww.) ; déshabiller (ww.) ; dévêtir (ww.) ; enlever (ww.) ; enlever des vêtements (ww.) ; ôter (ww.) |
het uitkleden | déshabillage (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `uitkleden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afzettenNL: ontkledenNL: strippenNL: uitdoenNL: uittrekkenNL: van kleding ontdoen