de tak

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[tɑk]
Verbuigingen:	-ken (meerv.)

1) een uitstekend deel dat uit de stam van een boom of uit een andere tak groeit - branche (la ~)

dennentak - branche de pin

wandelende tak (=insect dat op een takje lijkt) - phasme

2) onderdeel van een groter geheel - branche (la ~)

een andere tak van de familie - une autre branche de la famille een belangrijke tak van sport - une discipline sportive importante een zijtak van de rivier de Rijn - un affluent/bras du Rhin

© K Dictionaries Ltd.

de tak (m)	division (v) ; tige (v) ; segment (m) ; section (v) ; rayon (m) ; ramification (v) ; rameau (m) ; partie (v) ; groupe parlementaire (m) ; greffon (m) ; fraction (v) ; discipline (v) ; corps (m) ; brigade (v) ; branche d'arbre (v) ; branche (v)
tak	branche ; rameau ; bras de valve ; bras ; branche de circuit ; branche d'organigramme

Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afdeling
NL: afsplitsing
NL: afstamming
NL: boomtak
NL: branche
NL: deelsoort
NL: departement
NL: detachement
NL: ent
NL: kindschap

NL: tak van dienst FR: service (le)
NL: tak van sport FR: (genre (le) de) sport (le)
NL: tak van wetenschap FR: discipline (la)