smakelijk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈsmakələk]

1) (van voedsel) goed smakend - savoureux/-euse , délicieux/-ieuse

een smakelijke maaltijd - un repas délicieux

Eet smakelijk./Smakelijk eten. (=<dat zeg je tegen elkaar aan het begin van een maaltijd>) - Bon appétit.

2) levendig en vrolijk - animé/-ée

smakelijk lachen om een grap - rire de bon coeur d'une blague een smakelijk verteld verhaal - un récit savoureux

© K Dictionaries Ltd.

smakelijk

délicieuse ; superbement ; superbe ; splendide ; savoureux ; savoureuse ; ravissant ; magnifique ; extrêmement bon ; exquis ; excellent ; divinement ; divin ; délicieux ; délicieusement ; délicat ; délectable ; céleste ; bonne ; bon ; bien ; appétissant ; alléchant ; appétissant ; savoureux ; goutu ; gouteux ; élégant (m) ; désopilant ; avec gout

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia; Trueterm




NL: aanlokkelijk
NL: appetijtelijk
NL: enthousiast
NL: heerlijk
NL: hemels
NL: kostelijk
NL: lekker
NL: overheerlijk
NL: reuzelekker
NL: verlokkend

NL: eet smakelijk! FR: bon appétit!
NL: smakelijk lachen FR: rire de bon coeur
NL: smakelijk een sigaar roken FR: savourer un cigare
NL: er smakelijk uitzien FR: avoir l'air avenant