links

bijv.naamw.

Uitspraak:

[lɪŋks]

1) kant of richting waar op een klok het cijfer 9 staat - gauche

Bij het volgende stoplicht moet je naar links. - Au feu rouge suivant, il faut tourner à gauche.

2) als je met je linkerhand beter kunt schrijven en tekenen dan met de rechter - gaucher/-ère

Mijn vader is links, maar hij moest rechts leren schrijven. - Mon père est gaucher, mais il a été obligé d'apprendre à écrire à la main droite.

3) vooruitstrevend en veranderingsgezind ^poliek - de gauche

de linkse partijen in het parlement - les partis de gauche au parlement

© K Dictionaries Ltd.

links (znw.)	aile gauche (v)
links	de gauche ; gauche ; gaucher ; maladroit ; à gauche ; branchement double unilatéral ; gauche-gauche

Bronnen: interglot; Trueterm; Antiquarian Dictionary; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




NL: golfbaan
NL: klungelig
NL: linker
NL: linkervleug
NL: linkervleugel
NL: linksaf
NL: linkshandig
NL: linksom
NL: lomp
NL: progressief

NL: uiterst links FR: gauchiste, gaucho
NL: links stemmen, links zijn FR: voter à  gauche, être à  gauche
NL: nieuw links FR: nouvelle gauche (la)
NL: links houden FR: tenir sa gauche
NL: links aanhouden FR: appuyer à  gauche
NL: links rijden FR: rouler sur la gauche
NL: Iemand links laten liggen FR: ne pas se soucier de quelqu'un
NL: naar links FR: du côté gauche, vers la gauche