Vertaal
Naar andere talen: • koken > DEkoken > ENkoken > ES
Vertalingen koken NL>FR

koken

werkw.
Uitspraak:  [ˈkokə(n)]
Verbuigingen:  kookte (verl.tijd ) heeft gekookt (volt.deelw.)

1) (van vloeistoffen) bij een bepaalde temperatuur gaan borrelen en verdampen - bouillir
De melk kookt. - Le lait bout.
uitdrukking inwendig koken

2) (voedsel) gaar maken door het heet te maken - cuire , faire cuire
aardappels koken - cuire des pommes de terre (à l'eau)
een gekookt eitje - un oeuf à la coque

3) (voedsel) voor consumptie klaarmaken - cuisiner , préparer
Indisch koken voor beginners - La cuisine indonésienne pour débutants.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
koken (ww.) préparer un repas (ww.) ; faire la cuisine (ww.) ; faire cuire (ww.) ; faire bouillir (ww.) ; cuisiner (ww.) ; cuire (ww.) ; bouillonner (ww.)
het koken fait d'être en ébullition (m) ; préparation (v) ; l'acte de faire la cuisine (m) ; ébullition (v) ; ébulition (v) ; cuisine (v)
koken boillonner(B) ; travailler du bain ; mater ; ébullition ; cuisson ; bouillir ; bouillier
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek; Horecagids


Voorbeeldzinnen met `koken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: borrelen
NL: boven 100 graden zijn
NL: de maaltijd bereiden
NL: eten bereiden
NL: gaarkoken
NL: klaarmaken
NL: kokerij
NL: kokkerellen
NL: woedend zijn
NL: zieden

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: zachtjes koken FR: mijoter
NL: lang zachtjes laten koken FR: mitonner
NL: soep koken FR: faire de la soupe
NL: hij kan goed koken FR: il sait bien faire la cuisine
NL: het koken FR: la cuisson