de droom

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[drom]
Verbuigingen:	dromen (meerv.)

1) wat je lijkt mee te maken tijdens je slaap, als je droomt - rêve (le ~)

een boze droom - un mauvais rêve

2) wat je graag wilt - rêve (le ~)

Mijn droom is een wereldreis maken. - Mon rêve c'est faire le tour du monde.

3) deel van de uitdrukking: -

een droom van een ... (=<dat zeg je als je iets heel mooi vindt>) - génial/super/sensationnel een droom van een huis - une maison splendide

© K Dictionaries Ltd.

de droom (m)

rêve (m) ; songe (m)

Bron: interglot




NL: wens

NL: een droom hebben FR: faire un songe
NL: in de droom FR: en rêve
NL: Iemand uit de droom helpen FR: détromper quelqu'un
NL: uit de droom ontwaken FR: se réveiller à  la réalité