Vertalingen troon NL>ES
de troon
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [tron] |
Verbuigingen: | tronen (meerv.) |
stoel van een koning -
trono (el ~) op de troon zitten (=regeren) - ocupar el trono
|
iemand van zijn of haar troon stoten (=iemands belangrijke positie zelf innemen) - destronar a alguien
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de troon (m) | el asiento (m) ; el escaño (m) ; la poltrona (v) ; el reinado (m) ; la sede (v) ; la silla para el salón (v) ; el sillón (m) ; el trono (m) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `troon`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: gestoelteNL: koningschapNL: koningstroonNL: zetNL: zetel