Vertalingen toerist NL>ES
de toerist
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [tuˈrɪst] |
| Verbuigingen: | toeristen (meerv.) |
iemand die voor zijn plezier reist -
turista (el ~/la ~) | Er waren deze zomer weer veel toeristen in Amsterdam. - Este verano hubo muchos turistas en Ámsterdam. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de toerist (m) | el turista (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `toerist`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: reizigerNL: vakantiegangerNL: vakantiereiziger