Vertalingen surfen NL>ES
surfen
werkw.
Uitspraak: | [ˈsʏrfə(n)] |
Verbuigingen: | surfte (verl.tijd ) heeft gesurft (volt.deelw.) |
1) op een surfplank over de branding bewegen sport -
hacer surf windsurfen (=je door de wind over het water laten zeilen op een grote plank met een mast en een zeil) - hacer windsurf
|
2) zoeken op internet -
navegar (por internet) Als je even surft op internet, dan vind je het zo. - Cuando nagevas por internet, lo encontrarás enseguida. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
surfen (ww.) | hacer surf (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `surfen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: internettenNL: plankzeilenNL: watersport