Uitspraak: | [spɔrt] |
Verbuigingen: | sporten (meerv.) |
Zwemmen, voetballen, schaatsen en wielrennen zijn verschillende sporten. - Nadar, jugar al fútbol, patinar y hacer ciclismo son diferentes deportes. aan sport doen - practicar deporte een denksport, zoals schaken - un pasatiempos para ejercitar la mente, como ser el ajedrez |
een ladder met zeven sporten - una escalera de mano con siete peldaños |