| Uitspraak: | [snɔr] |
| Verbuigingen: | snorren (meerv.) |
| hangsnor - bigote caído |
je snor drukken(=proberen iets niet te hoeven doen) - escurrir el bulto Toen ik zag wat er allemaal te doen was, heb ik mijn snor gedrukt. - Cuando vi todo lo había que hacer, escurrí el bulto. |
snor zitten(=in orde zijn) - estar bien Kunnen we hem vertrouwen? Ja, dat zit wel snor. - ¿Podemos confiar en él? Sí, está bien. |
Voorbeeldzinnen laden....