| Uitspraak: | [døxt] |
| Verbuigingen: | deugden (meerv.) |
| Zijn grote deugd is zijn trouw. - Su gran virtud es su lealtad. Iedereen heeft zijn deugden en gebreken. - Todo el mundo tiene sus virtudes y defectos. |
iets doet je deugd(=iets maakt je blij) - algo te complace Het doet me deugd dat hij eindelijk zijn examen gehaald heeft. - Me complace que finalmente haya aprobado el examen. |
Voorbeeldzinnen laden....