Vertalingen afhandelen NL>ES
afhandelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɑfhɑndələ(n)] |
Verbuigingen: | handelde af (verl.tijd ) heeft afgehandeld (volt.deelw.) |
ervoor zorgen dat iets klaar is -
despachar , tramitar klachten afhandelen - ocuparse de las quejas passagiers op een vliegveld afhandelen - despachar a los pasajeros en un aeropuerto |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
afhandelen (ww.) | arreglar (ww.) ; ordenar (ww.) ; regular (ww.) ; resolver (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afhandelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afdoenNL: afwerkenNL: beslechtenNL: twist uit de weg ruimen