I het zuur

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[zyr]
Verbuigingen:	zuren (meerv.)

chemische stof - acid

azijnzuur - acetic acid zoutzuur - hydrochloric acid

II zuur

bijv.naamw.

Uitspraak:

[zyr]

1) met een karakteristieke smaak, zoals van een citroen - sour, pickled

zure uitjes - pickled pearl onions

door de zure appel bijten (=iets vervelends verdragen) - bite the bullet

2) onaangenaam - sour, saturnine, off-key

zure grappen - sour/bad jokes iemand het leven zuur maken - make someone's life sour

© K Dictionaries Ltd.

zuur	tasting sourishly ; sourish ; sour ; pickles ; bitter ; acid ; surly ; unpleasant ; unkind ; tart ; acerbic ; rough ; heartburn ; harsh ; gruff ; brutal ; acidic ; acid ; acetous

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bijtend
NL: bitter
NL: galachtig
NL: gemelijk
NL: maagzuur
NL: onaangenaamheid
NL: rins
NL: tafelzuur
NL: verdrietig
NL: vervelend

NL: zuur werk EN: nasty work
NL: Iemand 't leven zuur maken EN: embitter a person's life
NL: zuur worden EN: turn (go) sour
NL: dat is zuur voor je EN: it is hard lines on you
NL: dan ben je zuur EN: then your number is up
NL: last van 't zuur hebben EN: suffer from heartburn