zakelijk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈzakələk]

1) met betrekking tot een bedrijf of zaak - businesslike, commercial, corporate

zakelijke contacten - business contacts

2) nuchter en praktisch - matter-of-fact, businesslike, concise

Laten we deze problemen zakelijk bekijken en niet te emotioneel doen. - Let's look at these problems in a businesslike way, and let's not get carried away. een zakelijke stijl van leiding geven - offer a business style leadership

© K Dictionaries Ltd.

zakelijk

businesslike ; cool ; concise

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: bondig
NL: doelmatig
NL: effectief
NL: Effici
NL: functioneel
NL: koel
NL: materieel
NL: nuchter
NL: prozaïsch

NL: een zakelijke bijeenkomst EN: a business meeting
NL: een zakelijk standpunt EN: a business point of view
NL: zakelijk blijven EN: keep (stick) to the point