voorzien

werkw.

Uitspraak:	[vor'zin]
Verbuigingen:	voorzag (verl.tijd ) heeft ~ (volt.deelw.)

1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten - anticipate, foresee, predict

Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen. - I still have to ask, but I foresee no problems.

2) deel van de uitdrukking:

het op iets/iemand voorzien hebben (=slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) - be after someone De zakkenroller had het op haar handtas voorzien. - The pocket pincher was after her handbag.

© K Dictionaries Ltd.

voorzien (ww.)

to anticipate ; to cater for ; to cover ; to cover requirements ; to expect ; to foresee ; to foreseen ; to meet requirements ; to provide ; to supply

Bronnen: interglot; Vlietstra; MWB




NL: bevroeden
NL: verschaffen

NL: dat was te voorzien EN: that was to be expected
NL: voorzien van EN: provide (supply) with EN: fit with
NL: zich voorzien van EN: provide o.s. with
NL: goed voorzien EN: well-spread (table), well-stocked (cellar)
NL: ik ben al voorzien EN: I am suited
NL: voorzien in EN: (behoefte) meet, supply, (vacature) fill up, (moeilijkheid, bezwaar) meet
NL: daarin moet voorzien worden EN: that should be attended to
NL: het voorzien hebben op EN: be after