Vertalingen resideren NL>EN
resideren (ww.) | to be established ; to have one's seat ; to live ; to live in ; to lodge ; to reside ; to sojourn ; to stay ; to take up residence |
resideren | abide ; dwell |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `resideren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: gezeten zijnNL: levenNL: logerenNL: verblijfplaats hebbenNL: verblijvenNL: wonenNL: zetelen