klaarstaan

werkw.

Uitspraak:	[ˈklarstan]
Verbuigingen:	stond klaar (verl.tijd ) heeft klaargestaan (volt.deelw.)

klaar (1) zijn voor gebruik of om iets te gaan doen - be ready, stand at the ready

Ik sta klaar om weg te gaan. - I stand ready to go. De glazen staan klaar voor de receptie. - The glasses are ready for the receprtion.

altijd voor iemand klaarstaan (=iemand altijd willen helpen) - always be there for someone Ik heb veel steun aan haar, want ze staat altijd voor me klaar. - I rely on her very much. She is always there for me.

© K Dictionaries Ltd.

klaarstaan (ww.)	to be prepared ; to be ready ; to be waiting
het klaarstaan	the being ready ; the waiting

Bron: interglot




NL: bereid zijn

NL: hij staat altijd voor iedereen klaar EN: he is always ready to oblige
NL: hij moest altijd voor hem klaarstaan EN: he was at his beck and call