zat

pronoun

Uitspraak:

[zɑt]

genoeg - enough, plenty, ample

Er is zat wijn voor iedereen. - There is plenty of wine for everybody. Er zijn zat kinderen, dus we kunnen twee elftallen vormen. - There are enough children, so that we can form two teams.

En nu ben ik het (meer dan) zat! (=<dit zeg je boos als je wilt dat iets niet meer gebeurt>) - And now I am (more than) fed up with it all!

© K Dictionaries Ltd.

zat	drunk ; drunken ; intoxicated ; more than enough ; pissed ; plenty ; tight ; tipsy
ZAT (Afkorting)	regional development area
zat	fucked-up ; full ; replete ; sat ; satisfied

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; MWB; Wakefield genealogy pages




NL: aangeschoten
NL: beschonken
NL: beu
NL: bezopen
NL: dronken
NL: gezeten
NL: in overvloed
NL: kachel
NL: ladderzat
NL: meer dan genoeg

NL: oud en der dagen zat EN: old and full of years
NL: geld zat EN: heaps of money
NL: zich zat eten EN: eat one's fill
NL: ik ben 't zat EN: I am sick of (fed up with) it