wegen

werkw.

Uitspraak:	['wexə(n)]
Verbuigingen:	woog (verl.tijd ) heeft gewogen (volt.deelw.)

1) vaststellen hoe zwaar iets of iemand is - weigh

Ik heb me vandaag nog niet gewogen. - I have not weighed myself yet today.

2) een bepaald gewicht hebben - weigh

Ik weeg 80 kg. - I weigh 176 pounds.

3) zwaar zijn - weigh, be heavy

Die koffer weegt! - That suitcase is heavy!

© K Dictionaries Ltd.

wegen (ww.)	to weigh
de wegen	the avenues ; the roads ; the tracks ; the ways
wegen	road transport infrastructure ; to weight ; weigh in ; weighing ; weighing factor

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Annex31




NL: druk
NL: overwegen
NL: rijwegen
NL: wikken

NL: zwaar wegen EN: (eig.) weigh (be) heavy EN: (figuurlijk) weigh (count) heavily
NL: het zwaarst wegen EN: preponderate, come first
NL: wat 't zwaarst is moet 't zwaarst wegen EN: first things first
NL: zwaarder wegen dan EN: outweigh
NL: gewogen en te licht bevonden EN: weighed and found wanting