programmeren

werkw.

Uitspraak:	[proxrɑˈmerə(n)]
Verbuigingen:	programmeerde (verl.tijd ) heeft geprogrammeerd (volt.deelw.)

1) een computerprogramma schrijven - program, write, develop
2) vaststellen dat iets op een bepaalde tijd zal gebeuren - schedule, plan, bill

Deze band stond geprogrammeerd voor vier uur, maar het programma is erg uitgelopen. - This band was scheduled for four o'clock, but everything got behind in a major way.

© K Dictionaries Ltd.

programmeren (ww.)	to code ; to program ; to programming ; to set up
programmeren	programing ; programme ; programming ; to code ; to program

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




NL: plannen

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: programme US-spelling: program

NL: geprogrammeerde instructie EN: programmed instruction