ontslaan

werkw.

Uitspraak:	[ɔntˈslan]
Verbuigingen:	ontsloeg (verl.tijd ) heeft ontslagen (volt.deelw.)

1) (iemand) zeggen dat hij of zij geen baan meer bij je heeft - dismiss, fire, sack

Er werden onverwacht tien mensen tegelijk ontslagen. - Unexpectedly, there were ten people fired at the same time. eervol ontslagen worden - be discharged honorably

2) deel van de uitdrukking:

ontslagen worden uit het ziekenhuis (=niet langer als patiënt in het ziekenhuis hoeven blijven, naar huis mogen) - be released, be discharged

© K Dictionaries Ltd.

ontslaan (ww.)	to discharge ; to dismiss ; to drop ; to fire ; to lay off ; to release ; to sack
het ontslaan	the dismissal ; the firing
ontslaan	exempt ; to discharge ; to remove ; to sack

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afdanken
NL: afschaffen
NL: afzetten
NL: de zak geven
NL: herroepen
NL: intrekken
NL: ontheffen
NL: ontwrichten
NL: uit de dienst ontslaan
NL: uitsturen

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `sack ` In US-Engels gebruikt men `fire (verb)`

NL: Iemand van de verantwoordelijkheid ontslaan EN: relieve a person of the responsibility
NL: van rechtsvervolging ontslaan EN: discharge