Vertalingen bijten NL>EN
bijten
werkw.
Uitspraak: | [ˈbɛitə(n)] |
Verbuigingen: | beet (verl.tijd ) heeft gebeten (volt.deelw.) |
1) met je tanden vastgrijpen -
bite, nip op je nagels bijten - bite your nails De hond heeft de buurjongen gebeten. - The dog bit the child of the neighbors. |
om in te bijten (=dat of die er erg lekker uitziet) - pretty morsel
billen om in te bijten - juicy butt
|
dat bijt elkaar niet (=dat kan naast elkaar bestaan of gebruikt worden) - one does not cancel the other out
Je kunt deze geneesmiddelen allebei gebruiken. Dat bijt elkaar niet. - You may use these two medications together. There are no adverse effects.
|
2) (van chemische stoffen) schade of pijn veroorzaken -
be corrosive, burn, bite bijtende vloeistoffen - corrosive liquids |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
bijten (ww.) | to bite |
de bijten | biting |
bijten | corrode |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; mwb
Voorbeeldzinnen met `bijten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: brandenNL: happenUitdrukkingen en gezegdes
NL: je moet er maar doorheen
bijten
EN: you'd better grin and bear itNL: bijten op
EN: bite (one's nails, lips)NL: van zich af
bijten
EN: show fight, hold one's own,give as good as one gets